Blok 7 - les 1 en 2 - beeldende kunst

lesdoel
Ik leer twaalf woorden die over beeldende kunst gaan.

Pak een woordenboek!
1 / 29
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

lesdoel
Ik leer twaalf woorden die over beeldende kunst gaan.

Pak een woordenboek!

Slide 1 - Slide

taal blz 60
1. Wat is er in het museum te doen?
2. Ben jij wel eens naar een museum geweest?


Slide 2 - Slide

het aantal
hoeveel er van iets is.


Wij hebben een aantal boeken in de klas staan.

Slide 3 - Slide

de afbeelding
een plaatje, een foto of een tekening van iets.
Bij de CITO toetsen staan vaak afbeeldingen.

Slide 4 - Slide

de afdruk
een tekst of afbeelding op papier gedrukt, een print.
Als je digitale forto's hebt kun je er een afdruk van laten maken. Dan kun je ze in een lijstje zetten.

Slide 5 - Slide

afdrukken
een tekst of afbeelding op papier zetten, iets printen.

TT
Ik druk af
Hij drukte af
Wij drukken af
VT
Ik drukte af
Hij drukte af
Wij drukten af
Voltooid deelwoord
Ik heb afgedrukt

Slide 6 - Slide

de camera
Een toestel om foto's of films mee te maken.
Ik heb een echte camera, maar meestal gebruik ik de camera op mijn smartphone.

Slide 7 - Slide

filmen
met een camera een film maken.
TT
Ik film
Hij filmt
Wij filmen
VT
Ik filmde
Hij filmde
Wij filmden
Voltooid deelwoord
Ik heb gefilmd

Slide 8 - Slide

de fotograaf
iemand die foto's maakt vaak voor zijn beroep.
Erwin Olaf was een beroemde Nederlandse fotograaf. Hij fotgrafeerde vaak de leden van het koningshuis.

Slide 9 - Slide

fotograferen
foto's maken
TT
Ik fotografeer
Hij fotografeert
Wij fotograferen
VT
Ik fotografeerde
Hij fotografeerde
Wij fotografeerden
Voltooid deelwoord
Ik heb gefotografeerd

Slide 10 - Slide

namaak
Niet echt, nep
Soms kun je niet goed zien of iets echt is of namaak.

Slide 11 - Slide

de tekenaar
Iemand die voor zijn beroep tekeningen maakt.
Weet jij wie de tekenaar is die de tekeningen in dit boek maakt?

Slide 12 - Slide

In het vervolg
voortaan
Jullie moeten in het vervolg stiller de klas binnenkomen en minder praten.

Slide 13 - Slide

het voorwerp
het ding
Weet iemand waarvoor je dit voorwerp gebruikt?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

In welke volgorde staan de woorden in een woordenboek?
A
op thema
B
op hoe vaak ze voorkomen
C
op alfabetische volgorde

Slide 16 - Quiz

Wat vind je in het woordenboek. Twee antwoorden zijn goed! 
wat de oorsprong van het woord is.
de betekenis van het woord
op welke woorden het rijmt
hoe vaak het woord wordt gebruikt
welk lidwoord bij het woord hoort

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

Wat kun je opzoeken in het woordenboek? 
a. de betekenis van een woord een woord kan meerdere betekenissen hebben, dan moet je goed kijken welke betekenis past bij het woord dat jij zoekt. De verschillende betekenissen zijn dan genummerd. 

b. de spelling van een woord

c. Welk lidwoord bij een woord hoort.

d. Welke vervoegingen een werkwoord horen.



Slide 19 - Slide


Zoek het woord hei op. (blz. 218)
Wat betekent dit woord?

Slide 20 - Open question


Zoek het woord lans op. (blz. 294)
Wat betekent dit woord?

Slide 21 - Open question


Welk lidwoord heeft het woord hartaanval ?
blz. 215

Slide 22 - Open question


Wat is de verleden tijd van het werkwoord landen? (blz 294)

Slide 23 - Open question

Lees de beschrijving. Welk woord hoort erbij?
Je moet voortaan een schort om als je gaat schilderen.
A
namaak
B
in het vervolg
C
filmen
D
fotograferen

Slide 24 - Quiz

Lees de beschrijving. Welk woord hoort erbij?
Morgen beginnen de opnamen van onze nieuwe film.
A
namaak
B
in het vervolg
C
filmen
D
fotograferen

Slide 25 - Quiz

Zij het de of het woorden? Sleep ze naar de goede plek.
de 
woorden
het
woorden
aantal
afbeelding
afdruk
camera
voorwerp
fotoalbum
penseel
schilderij

Slide 26 - Drag question

Welk woord komt op de puntjes?
De .... maakt foto's van de nieuwe kunstwerken.
A
fotograaf
B
camera
C
tekenaar
D
afdruk

Slide 27 - Quiz

Welk woord komt op de puntjes?
Met deze printer kun je een mooie ... maken.
A
fotograaf
B
camera
C
tekenaar
D
afdruk

Slide 28 - Quiz

taal
Blok 7 - les 2
blz 48

Je hebt het woordenboek nodig.

Slide 29 - Slide