1.3 - De prijzen rijzen de pan uit

Hoofdstuk 1
4TL
Paragraaf 3 - De prijzen rijzen de pan uit?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
4TL
Paragraaf 3 - De prijzen rijzen de pan uit?

Slide 1 - Slide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Weten wat inflatie is.
  • Weten wat koopkracht is.
  • Weten wat het gevolg is van inflatie op je koopkracht.
  • Koopkracht berekeningen kunnen maken.
  • Verschillende soorten inkomens kunnen benoemen.
  • Weten wat de rol van de ECB is. 

Slide 2 - Slide

Inflatie/ deflatie
Inflatie = Dat de gemiddelde prijzen van producten en diensten in een land stijgen.

Deflatie = Dat de gemiddelde prijzen van producten en diensten in een land dalen 

Koopkracht = Hoeveel producten je kunt kopen van je inkomen.  

Slide 3 - Slide

Wat is het gevolg van inflatie op je koopkracht?

Slide 4 - Open question


Inflatie
Je geld wordt minder waard
Wat is het gevolg van inflatie?

Prijzen 
stijgen

Je kan minder kopen voor hetzelfde geld

Je koopkracht daalt

Slide 5 - Drag question

1

Slide 6 - Video

02:19
Wat is er gebeurd met de koopkracht van je inkomen in 2011 t.o.v. 2001?
A
Die is gestegen
B
Die is gedaald
C
Die is gelijk gebleven?

Slide 7 - Quiz

Koopkracht
Je koopkracht is dus afhankelijk van twee zaken: 
  • De prijzen 
  • Je inkomen 

Formule : 
  •                               inkomen (in %) -                              inflatie (in %) =                                                             koopkracht (in %) 
  • (verandering) inkomen (in %) - (verandering) inflatie (in %) =
     (verandering) koopkracht (in %)
  • (verandering) inkomen (in %) - (verandering) inflatie (in %) = (verandering) koopkracht (in %)


Slide 8 - Slide

Koopkracht
Wat betekent dit dus:
  • Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht. je kunt minder kopen!
  • Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, dan stijgt je koopkracht. Je kunt meer kopen.
  • Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 9 - Slide

Wat zijn de oorzaken van inflatie?

Slide 10 - Open question

Oorzaken inflatie
  1. Loonstijgingen
    - hogere lonen (loonkosten) worden doorberekend in de prijzen van producten.
  2. Hogere grondstofprijzen, zoals van olie, graan of katoen.
  3. Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten, of minder aanbod ervan.
  4. Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. 

Slide 11 - Slide

Verschillende inkomens
Nominale inkomen = Is je inkomen in Euro’s

Reële inkomen = Is je inkomen in koopkracht 

Prijscompensatie = Dat je nominale loon met het zelfde percentage stijgt als het inflatiepercentage
Je koopkracht (reële inkomen) blijft gelijk. 
Voordeel = Dat je evenveel kunt blijven kopen
Nadeel = Nederlandse producten worden te duur t.o.v. het buitenland.

Slide 12 - Slide

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 13 - Quiz

Je werkt bij de supermarkt. Je verdient elke maand 100 euro. Is dit je nominaal of reëel inkomen?
A
Nominaal inkomen
B
reëel inkomen

Slide 14 - Quiz

Het nominaal inkomen stijgt met 2%.
De inflatie is 2,2%.

Hoeveel is het reële inkomen veranderd?
A
+ 2%
B
+ 0,2%
C
- 0,2%
D
+ 2,2%

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

ECB = Europese Centrale Bank.
Doel 1 = Waarde van de euro stabiel houden. 
De ECB heeft een middel om de inflatie tegen te gaan en
zo de waarde van de euro te behouden (zie volgende dia)

Doel 2 = Zorgen dat er genoeg geld in omloop is.




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 19 - Open question

Waar heb jij nog meer uitleg over nodig?

Slide 20 - Open question