Thema 4: Materie DEEL 4 Herhaling + oefeningen

• Science
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Materie DEEL 4 Herhaling

Wat weet je nog uit de vorige les?

- Je kunt uitleggen waaruit alles is opgebouwd.

- Je kunt het verschil tussen zuivere stoffen en mengsels uitleggen.

- Je kunt de aggregatietoestanden van materie herkennen en benoemen.

- Je kunt materie voorstellen met het deeltjesmodel.

- Je kunt moleculen herkennen in het deeltjesmodel.

Een zuivere stof bestaat uit

1. één soort moleculen
2. meerdere soorten moleculen
3. een soort atomen

Wat is de zuivere stof?

1. kraantjeswater
2. flessenwater
3. gedestilleerd water
4. zeewater

Voorbeelden van een zuivere stof zijn:

1. Thee
2. Water
3. Goud
4. Brood

Alcohol is een zuivere stof en water is een zuivere stof. Als je ze bij elkaar doet krijg je ...

1. een mengsel
2. NIX18
3. een zuivere stof
4. een suspensie

Zuivere stof of mengsel?

1. a: mengsel b: zuivere stof c: mengsel
2. a: zuivere stof b: zuivere stof c: mengsel
3. a: mengsel b: mengsel c: mengsel
4. a: zuivere stof b: zuivere stof c: zuivere stof

Zuivere stof
of mengsel:

1. zuivere stof
2. mengsel

Wat van de volgende stoffen is geen zuivere stof?

1. Gedestilleerd water
2. Zeep
3. Goud
4. Het zijn allemaal geen zuivere stof

Waar of niet waar?
Stoffen bestaan uit atomen en atomen bestaan uit moleculen.

1. Waar
2. Niet waar

Welke zin klopt NIET bij de afbeelding?

1. Het zijn 2 stoffen.
2. Het zijn 2 moleculen.
3. Het zijn 2 atoomsoorten.
4. Er staan 6 atomen.

Hoeveel soorten atomen zie je in
de afbeelding?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Wat klopt niet?

1. A en C = mengsel
2. B= mengsel
3. A en C = zuivere stof
4. A, B en C = mengsel

Wat zijn de 3 aggregatietoestanden?

1. vast - vloeibaar - gasvormig
2. vast - vloeibaar - lucht
3. vast - vloeiend - gasvormig
4. vast - vloeiend - lucht

Regen heeft welke fase?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. kneedbaar

Sneeuw heeft welke fase?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. kristal

Hagel heeft welke fase?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. Chocolade

Mist heeft welke fase?

1. Vast
2. Vloeibaar
3. Gas
4. kristal

Beweging komt in alle aggregatietoestanden voor.

1. Ja
2. Nee

De moleculen van een vaste stof bewegen volgens het deeltjesmodel.................?

1. Op hun eigen plek trillen ze een beetje heen en weer.
2. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats, maar wel dicht bij andere (dezelfde) moleculen.
3. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats en houden ook geen rekening met andere moleculen.
4. Niet.

De moleculen van een vloeistof bewegen volgens het deeltjesmodel.................?

1. Op hun eigen plek trillen ze een beetje heen en weer.
2. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats, maar wel dicht bij andere (dezelfde) moleculen.
3. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats en houden ook geen rekening met andere moleculen.
4. Niet.

De moleculen van een gas bewegen volgens het deeltjesmodel.................?

1. Op hun eigen plek trillen ze een beetje heen en weer.
2. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats, maar wel dicht bij andere (dezelfde) moleculen.
3. Alle kanten op, niet op hun eigen plaats en houden ook geen rekening met andere moleculen.
4. Niet.

Over welke aggregatietoestand gaat het hier?
De aantrekkingskracht tussen de deeltjes is matig, de deeltjes nemen een variabele vorm aan, de lege ruimte tussen de deeltjes is matig, de stof is niet samendrukbaar.

1. vast
2. vloeibaar
3. gas

Over welke aggregatietoestand gaat het hier?
De aantrekkingskracht tussen de deeltjes is erg sterk, de deeltjes nemen een vaste vorm aan, de lege ruimte tussen de deeltjes is klein, de stof is niet samendrukbaar.

1. vast
2. vloeibaar
3. gas

Over welke aggregatietoestand gaat het hier?
De aantrekkingskracht tussen de deeltjes is zwak, de deeltjes nemen een variabele vorm aan, de lege ruimte tussen de deeltjes is groot, de stof is samendrukbaar.

1. vast
2. vloeibaar
3. gas

De deeltjes bij een vaste stof...

1. trillen
2. rollen
3. vliegen

De deeltjes bij een vloeistof...

1. trillen
2. rollen
3. vliegen

De deeltjes bij een gasvormige stof...

1. trillen
2. rollen
3. vliegen

Bij temperatuurtoename

1. nemen stoffen meer ruimte in
2. nemen stoffen minder ruimte in

Hoeveel vormen kan water hebben?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

De overgang van vloeibaar water naar water in de vorm van gas, noemen we ...

1. Verdamping
2. Condensatie
3. Smelten
4. Stollen

De spiegel in de badkamer beslaat, dit is ...

1. Stollen
2. Smelten
3. Verdampen
4. Condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Bij welke faseovergang gaat een stof van vloeibaar naar gas

1. Smelten
2. Verdampen
3. Condenseren
4. Stollen

En nu... oefenen maar!

- p. 133-136 oef. 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13

- p. 126-128 oef. 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

- p. 120-121 oef. 6, 7, 8, 9, 10, 11

- p. 113-114 oef. 3, 4, 5, 6, 7

- p. 109-110 oef. 5, 6, 7, 8

Verbeter jezelf!