This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Zorgen ervoor dat
woorden, zinnen en alinea's
met elkaar samenhangen.
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden daarvoor is, dankzij
Voorbeeld:
Hij heeft die trui uitgezocht omdat hij van geel houdt.