Periode 4 oefentoets

Oefentoets Comva P4
Herhaling Basisboek Thema 23 + 24.1
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ComVaMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets Comva P4
Herhaling Basisboek Thema 23 + 24.1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Beschrijf in je eigen woorden wat 'Gespreksstructuur' is.

Slide 2 - Open question

Woordenschrift: De opbouw van een gesprek.
4 fases
De 4 fases van een gesprek

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een belangrijk onderdeel van de aanloopfase?
A
Het onderwerp van het gesprek.
B
De rollen van de betrokkenen.
C
Social talk.
D
De aanleiding van het gesprek.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat komt er vaak tijdens de planningsfase aan bod?
A
De reden van het gesprek.
B
Het doel van het gesprek.
C
Het onderwerp van het gesprek.
D
Verwachtingen van de betrokkenen.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Geef het belangrijkste onderdeel van de Themafase met een foto weer. (google afbeeldingen)

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat kunnen belangrijke onderdelen van de slotfase zijn?
A
Afspraken SMART formuleren.
B
Kern van het gesprek samenvatten.
C
Afspraken maken over het verloop van het gesprek.
D
Social talk.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de 3 gespreksdoelen?

Slide 8 - Open question

Kennisdoel
Houdingsdoel
Gedragsdoel
Wat is een kennisdoel tijdens een kennismakingsgesprek?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Lees de casus:
Ton is sociaal werker in een asielzoekerscentrum. Emir verblijft hier sinds 2 weken. Hij maakt een sombere indruk, maakt geen contact met anderen en is veel alleen. Hij zegt dat hij zich verveelt. Ton voert een gesprek met Emir over het belang van meedoen aan activiteiten. Hij vertelt Emir dat hij zo makkelijker in contact komt met anderen.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Welk houdingsdoel houdt Ton voor ogen als hij het gesprek voert met Emir?

Slide 11 - Open question

Ton wil zijn mening beïnvloeden en hem ervan overtuigen dat het van belang is dat hij in contact komt met anderen. Dit gebeurt wanneer hij meedoet aan activiteiten. Hij zal zich dan ook minder vervelen.
Bij een gesprek met een gedragsdoel heb je welk doel?
A
Gezellig kletsen.
B
De ander overtuigen van jouw gelijk.
C
De ander van mening doen laten veranderen.
D
Het gedrag van de ander beïnvloeden.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een intakegesprek?

Slide 13 - Open question

Gegevens van de cliënt verzamelen en de hulpvraag duidelijk krijgen.
Wanneer voer je een evaluatiegesprek?

Slide 14 - Mind map

Als je na wilt gaan in hoeverre bepaalde afspraken, handelingen of acties succesvol zijn geweest.
- Na een periode van een behandelplan.
- Na een periode om afspraken te evaluaren.
Wat is het doel van een kritiekgesprek?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Welk(e) gespreksdoel(en) heb je bij een kritiekgesprek?
A
Kennisdoel
B
Houdingsdoel
C
Gedragsdoel
D
Alle drie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 modellen hebben we voor een adviesgesprek?

Slide 17 - Mind map

Diagnose-receptmodel
Participatiemodel
Een gesprek bij de huisarts is een voorbeeld van welk adviesmodel?
A
Diagnose-receptmodel
B
Participatiemodel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is belangrijk jezelf af te vragen tijdens een diagnose-receptmodel gesprek?
A
Wat ga ik vanavond eten?
B
Ben ik voldoende deskundig?
C
Heb ik dezelfde sokken aangetrokken?
D
Waarom zijn bananen krom?

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer zet je het participatiemodel in als adviesgesprek?

Slide 20 - Open question

Wanneer een cliënt met een vraag over proces komt. Welke keuze moet hij/zij maken? Welke stappen kan hij/zij het beste zetten?
Het participatiemodel kent 2 fases.
Welke?

Slide 21 - Mind map

Exploratieve fase
Probleemoplossende fase
Wat staat er centraal tijdens de exploratieve fase?

Slide 22 - Open question

De situatie of het probleem door middel van vragen duidelijk krijgen.
Wat is er belangrijk tijdens de probleemoplossende fase?
A
Je komt met een kant en klare oplossing voor de cliënt.
B
Je gaat samen mogelijke oplossingen na.
C
Je overtuigt de cliënt van jouw idee.
D
Je laat de verantwoordelijkheid bij de cliënt.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe goed ken je nu de theorie van ComVa?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

This item has no instructions

Mijn tip en top voor Anna als (ComVa) docent zijn:

Slide 25 - Open question

This item has no instructions