extra les voor klas 4

Hoofdstuk 10 Meten
1 / 27
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 10 Meten

Slide 1 - Slide

Zet de lengtematen in de goede volgorde van groot naar klein.
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 2 - Drag question

doelen
Ik ken de lengtematen met afkortingen
  • millimeter = mm
  • centimeter = cm
  • decimeter = dm
  • meter = m
  • decameter = dam
  • hectometer = hm
  • kilometer = km

Slide 3 - Slide

Zet de eenheden van lengte op de goede volgorde.

Slide 4 - Drag question

Schrijf de antwoorden op een blaadje
Kies de juiste lengtemaat.
Kies uit: mm, cm, dm, m, km.
a. De kamer is 24 ……….. hoog en 5 ………. lang.
b. Een fietser rijdt 20 ………. per uur.
c. Mijn broer kan 2,75 ……….. ver springen.
d. Een gum is ongeveer 3 …….. lang.
e. De afstand Amsterdam-Parijs is ongeveer 500 ……..
f. Het passagiersvliegtuig vliegt op een hoogte van 8500 …………
g. Een auto is ongeveer 42 ……… lang en 1600 ……… hoog.
h. De tafel is 8 ……. hoog en de zitting van de stoel is 45 ……. hoog.
i. De vulpen is 1,3 ……. lang en 8 ……. dik.

Slide 5 - Slide

De afstand naar Haarlem of Amsterdam geef ik aan in ...
A
meter
B
kilometer
C
hectometer
D
centimeter

Slide 6 - Quiz

De punt van een potlood geef ik aan in....
A
decimeter
B
centimeter
C
decameter
D
millimeter

Slide 7 - Quiz

De hoogte van een deur is ongeveer....
A
2 decimeter
B
20 centimeter
C
5 meter
D
2 meter

Slide 8 - Quiz

Welke eenheid van lengte past het beste bij de afbeelding.
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 9 - Drag question

De Kerktoren van Den Haag is:                         hoog.
Een potlood is ongeveer:                         lang.
Je tafel in de klas is:                         breed.
Meneer Naber heeft een lengte van:
Sleep de antwoorden naar de juiste plaats.
7 dm
35 m
184 cm
152 mm

Slide 10 - Drag question

breedte van een kast
diepte van een kast
hoogte van een kast
van de voorkant naar de achterkant
van de linkerkant naar de rechterkant
van de onderkant naar de bovenkant

Slide 11 - Drag question

Iets dat 1 meter en 10 centimeter is
kun je op verschillende manieren
opschrijven:

  • 1 m en 10 cm 
  • 110 cm
  • 11 decimeter

Slide 12 - Slide

Schrijf 1 m en 15 cm in centimeter

Slide 13 - Open question

Schrijf 5 cm en 3 mm in milimeters
A
53 mm
B
5,3 mm
C
530 mm

Slide 14 - Quiz


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question

Schrijf als kommagetal in meter.
315 centimeter.

Slide 23 - Open question

Schrijf als getal in meter en centimeter.

415 centimeter
A
4 m en 15 cm
B
40 cm en 15 cm
C
41 m en 50 cm
D
415 m

Slide 24 - Quiz

Schrijf als getal in meter en centimeter.

830 centimeter
A
80 m en 30 cm
B
0,83 m
C
8 m en 30 cm
D
8,30 cm

Slide 25 - Quiz

Schrijf als kommagetal in meter.
118 centimeter.

Slide 26 - Open question

km
kilometer (de afstand naar school is 2 kilometer)kilometer (de afstand naar school is 2 kilometer)
m
meter (de hoogte van het lokaal is ongeveer 3 meter)
cm
centimeter ( de breedte van je vingertopje is 1 cm)
mm
millimeter ( de dikte van je nagel is 1 mm)

Slide 27 - Slide