abstract: In het kunstwerk zijn geen verwijzingen naar de werkelijkheid te vinden. Je kunt niet zien wat het voorstelt.
Gedetailleerd: Heel precies weergegeven, met veel details.
Gesloten vorm: De vorm heeft geen opening; je kunt er niet in of doorheen kijken.
Massief: Niet open en hol, maar gesloten en 1 geheel.
Open vorm: De vorm heeft een opening, waardoor je erin- of doorheen kunt kijken.
vlak: Wanneer iets plat is of lijkt, tweedimensionaal
volume: Wanneer het werk driedimensionaal is heeft het volume.
Vormcontrast: contrast dat ontstaat als je tegengestelde vormsoorten in 1 werk gebruikt, zoals organische en geometrische vormen, vlakke en ruimtelijke vormen of open en gesloten vormen.
Restvorm: ruimte die overblijft naast wat de kunstenaar heeft afgebeeld; deze vorm kan zelf ook iets voorstellen.
Silhouet: Een egaal donkergekleurde, herkenbare vorm, zoals een schaduw, die contrasteert met de achtergrond.