Verwijswoorden: Wie bedoel je?

Verwijswoorden: Wie bedoel je?
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slide, with interactive quiz and text slide.

Items in this lesson

Verwijswoorden: Wie bedoel je?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Op het einde van de les weet je wat een verwijswoord is en hoe je het gebruikt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over verwijswoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn verwijswoorden?
Een verwijswoord wijst naar een woord dat al eerder is genoemd. Zo hoef je niet twee keer hetzelfde te zeggen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 1
Jan Jacob zet zijn koptelefoon op. 
Hij luistert naar muziek. 
Hij -> Jan Jacob.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 2
Mama is bezig. 
Ze heeft geen tijd. 
Ze -> Mama

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 3
Het jongetje kijkt tv. 
Hij is gek op tekenfilms. 
Hij -> Het jongetje

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 4
In de tuin speelt een kind. 
Het trapt tegen een bal. 
Het -> een kind

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Oefening 1
Vul de ontbrekende verwijswoorden in: 'De hond rent. _____ is blij.'

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Maak de oefeningen op Google Classroom

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.