120. 8b, thema 5, week 1, taak 1.3 en 2.1 Vlakke figuren en lengtematen

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 8

lesdoel 1.3

Ik weet wat vlakke figuren zijn en ik kan deze benoemen.

I

Waar kom je het tegen?

Overal om ons heen zijn vormen te herkennen. Om de vormen makkelijk te kunnen onderscheiden is het handig om de namen en de kenmerken  te weten zodat je ze   gemakkelijk van elkaar kunt onderscheiden.

Woordbegrip 

2d is tweedimensionaal

De vorm is afgebeeld in de  lengte en een breedte. Je ziet dit als een plat vlak. Bij het rekenen noem je dit vlakke figuren

woordbegrip

3D is driedimensionaal 

De vorm die je ziet heeft  lengte, breedte en diepte. Daardoor lijkt je tekening niet vlak (plat), maar ruimtelijk.

Woordbegrip

Lengte: De lengte is de maat van de langste kant. 

Breedte: Is de afstand tussen de lange kanten.

Diepte: Is de afstand tussen de lange kanten.

Een plat vlak noem je?

1. tweedimensionaal
2. driedimensionaal

Bij driedimensionaal is .....

1. de vorm die je ziet plat.
2. de vorm die je ziet heeft diepte.

Deze vorm ......

1. heeft diepte
2. is plat

Deze vorm .....

1. is plat
2. heeft diepte

Deel 1

Vlakke figuren = 2D figuren 

Rechthoek (vierhoek)

Een rechthoek is een vierhoek met vier rechte hoeken.

De tegenover elkaar liggende zijden zijn evenwijdig en even lang.

Vierkant (vierhoek)

Een vierkant is een rechthoek met vier gelijke zijden.

Parallellogram (vierhoek)

Een parallellogram heeft vier hoeken.

De tegenover elkaar liggende zijden zijn evenwijdig en even lang.

Veelhoek

Een veelhoek heeft drie of meer zijden.

Bij een regelmatige veelhoek zijn alle zijden even lang.

Hier is een zeshoek, een zevenhoek en een achthoek te zien.

Cirkel

Volmaakt gesloten ronde lijn..... dus eigenlijk een rondje!

Deel 2

Ruimte figuren = 3D figuren 

Kegel

Een kegel heeft een cirkel als grondvlak met een top daarboven. Daartussen zit een gebogen grensvlak. 

Kubus

Is een ruimtefiguur met vierkante grensvlakken. Elke grensvlak / zijkant is gelijk. 

Cilinder

Een cilinder bestaat uit twee gelijke cirkels tegenover elkaar met een gebogen grensvlak daartussen. 

Balk

Herken je aan de vorm van de zijvlakken. Elk zijvlak is een rechthoek. 

Piramide

Een piramide heeft een grondvlak met een top daarboven. Van elke zijde van het grondvlak  loopt er een grensvlak naar de top. Deze hebben altijd de vorm van een driehoek.

De Bol

Een bol heeft maar één grensvlak en dat is gebogen. Van welke kant je de bol ook bekijkt je ziet altijd een cirkel.

Een prisma heeft een grondvlak die precies gelijk zijn en recht tegenover elkaar liggen. Daartussen zitten rechthoekige grensvlakken. 

lesdoel 2.1

Ik kan alle lengtematen in elkaar omzetten.

Wat is meer?

1. 2 centimeter
2. 4 millimeter

zet de schildpadden in de juiste volgorde van klein naar groot

REKENEN

Eerst: Thema 5 - week 1 - taak 1.3

Alle opgaven dan 15 x plussen

Dan: Thema 5 - week 1 - taak 2.1

Alle opgaven dan 15 x plussen