Taal woordenschat

Taal woordenschat les 5
Thema: Familie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal woordenschat les 5
Thema: Familie

Slide 1 - Slide

Wat is de betekenis: gemiddeld, heel gewoon
A
Normaal
B
Doorsnee
C
Gewoon
D
Erven

Slide 2 - Quiz

Wat is de betekenis: Het gezin wordt groter, doordat er een kind bij komt.
A
Het geslacht
B
Erven
C
De nakomeling
D
Gezinsuitbreiding

Slide 3 - Quiz

Wat is de betekenis: De jongste van twee personen uit een gezin met dezelfde roepnaam
A
De gezinsuitbreiding
B
De nakomeling
C
Junior
D
Senior

Slide 4 - Quiz

Wat is de betekenis: Beroemd en berucht tegelijk
A
De telg
B
Zorgzaam
C
Roemrucht
D
De vete

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis: Een langdurig vijandschap
A
De nazaat
B
De vete
C
De stamvader
D
De historie

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Welk begrip hoort er bij het vorige plaatje?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Welk begrip hoort er bij het vorige plaatje?

Slide 10 - Open question

Een                                is iemand die familie is, niet aangetrouwd.

Een                                 is iemand die voor zijn werk gezinnen met problemen hebt. 

Zo'n gezin noem je een 
Iets meekrijgen van je ouders, zoals een talent, noem je:
De man of vrouw met wie je samenleeft op getrouwd bent, noem je:
Bloedverwant
Gezinscoach
De partner
Probleemgezin
Erven

Slide 11 - Drag question

Op dit plaatje zie je:

Later gaat hij iemands taak overnemen, nadat die ermee gestopt is. Dat noem je:

De man waarvan hij en de familie afstamt is zijn
De oudste van twee personen uit een gezin met dezelfde roepnaam noem je:
Als 2 mensen goed bij elkaar passen noem je dat:
Harmonieus
Stamvader
De telg
Senior
Opvolgen

Slide 12 - Drag question

Ik ken de betekenissen van de woorden uit deze les nu beter
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll