§5.2 Wat wordt de prijs?

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 5 Wat levert het op?
§5.1 Koop jij op de markt?
§5.2 Wat wordt de prijs?
§5.3 Belasting op shoppen?
§5.4 Wat houd je over?

Slide 2 - Slide

Doelen vandaag
  • Je herhaalt de leerdoelen van paragraaf 5.1 en 5.2 
  • Je weet wat de inkoopprijs is
  • Je weet wat de brutowinstopslag is
  • Je kunt de verkoopprijs berekenen
  • Je kent de productiefactoren 
  • Je weet wat BTW is en kan deze berekenen
  • Je weet wat mechanisatie / automatisering

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Wat is geen voorbeeld van mechanisatie?
A
Hijskraan
B
Tractor
C
Graafmachine
D
Telefoon

Slide 6 - Quiz

Wat is een bedrijfskolom?
A
Alle bedrijven die hetzelfde maken bij
B
Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van een product
C
Alle bewerkingen die een product ondergaat
D
Alle winkels die een bepaald product verkopen

Slide 7 - Quiz

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek?
A
6500 euro
B
2500 euro
C
4000 euro
D
9000 euro

Slide 8 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 9 - Quiz

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...
A
belasting over de toenemende waarde
B
belasting tegen waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting over de toegevoegde waarde

Slide 10 - Quiz

"Exclusief BTW": is dat zonder of met BTW?
A
Zonder
B
Met

Slide 11 - Quiz

bereken de BTW van €91 de BTW is 21%
A
€21
B
€17,36
C
€19,11
D
€18,35

Slide 12 - Quiz

De consumentenprijs is € 25,86. BTW is 21% BTW. Wat is het BTW bedrag?
A
€ 4,49
B
€ 5,43
C
€ 4,75

Slide 13 - Quiz

Vandaag
1. Herhaling §5.1 en 5.2
2.Leren  Hoofdstuk 5 
4. Afsluiting & huiswerk

Slide 14 - Slide

Vorige les            5.1 en 5.2 herhaald 
welke drie productiefactoren er zijn
hoe bedrijven voor toegevoegde waarde zorgen
wat een bedrijfskolom is
wat het verschil is tussen mechanisering en automatisering
wat de brutowinstopslag is
hoe je de verkoopprijs en consumentenprijs  kunt berekenen
hoe je de btw kunt berekenen 




Slide 15 - Slide

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Inkoopprijs
D
Kosten + Verkoopprijs

Slide 16 - Quiz

Bereken de omzet
prijs €2,50
Afzet 6700 stuks
A
2680
B
16750
C
`16000
D
16350

Slide 17 - Quiz

De nettoverkoopprijs is €96 bereken de consumentenprijs met 21% BTW
A
€116,16
B
€20,16
C
€119,95
D
€115,95

Slide 18 - Quiz

Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 19 - Quiz

Wat is het BTW-percentage op een panini broodje in de schoolkantine?
A
0%
B
6%
C
9%
D
21%

Slide 20 - Quiz

Het bedrag inclusief BTW is....
A
de consumentenprijs
B
de winkelprijs

Slide 21 - Quiz

De begrippen
  • Inkoopprijs = de prijs die je als winkelier/producent voor de producten betaald
  • Brutowinstopslag = brutowinstmarge = brutowinst = bedrag dat een verkoper bij de inkoopprijs optelt voor zijn verkoopprijs
  • Verkoopprijs: inkoopprijs+brutowinstmarge
  • Afzet = aantal producten dat je verkoopt

Slide 22 - Slide

Verkoopprijs
  • Inkoopprijs
  • brutowinstmarge
    __________________ +
  • Verkoopprijs

Slide 23 - Slide

Inkoopprijs € 4, brutowinstmarge 45%.
Bereken de verkoopprijs

Slide 24 - Open question

De brutowinstmarge is 60 % van de inkoopprijs. De inkoopprijs is €500. Wat is de verkoopprijs?

Slide 25 - Open question

Zelfstandig werken
Maken opgave 21, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 34, 35

Vragen? Zacht overleggen met buurman, vinger opsteken

Klaar? Leren paragraaf 5.1 t/m 5.3 

Slide 26 - Slide

Herhaling
inkoopprijs 
brutowinstopslag
 verkoopprijs
btw 
productiefactoren 
mechanisatie 

Slide 27 - Slide

Huiswerk volgende les
Maken: Afmaken paragraaf 5.2 
Lezen: paragraaf 5.3
Leren: 5.1 en 5.2 

Slide 28 - Slide

11. Bereken de verkoopprijs van de volgende producten.
- Laptop - inkoopprijs: € 195, brutowinstmarge: 150 procent.
- Boek - inkoopprijs: € 12,50, brutowinstmarge: 70 procent.
- Voetbal - inkoopprijs: € 9,75, brutowinstmarge: 275 procent.
- Broek - inkoopprijs € 71,25, brutowinstmarge: 55 procent.

Slide 29 - Open question