Hier zijn de woorden in eenvoudige taal uitgelegd:
1. Efficiënt: Iets doen op een manier die weinig tijd en moeite kost. Bijvoorbeeld, snel en zonder verspilling werken.
2. Consistent: Steeds hetzelfde doen of zijn. Bijvoorbeeld, elke keer hetzelfde goede brood bakken.
3. Textuur: Hoe iets aanvoelt of eruitziet. Bijvoorbeeld, of een brood zacht of knapperig is.
4. Arbeidsintensief: Iets wat veel werk en moeite kost. Bijvoorbeeld, brood met de hand kneden in plaats van met een machine.