1A - dinsdag 23-1 (grammatica)

Welkom!
 Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
 Telefoons in de tas, laptop dicht op tafel.

Slide 1 - Slide

Planning:
  1. Lesdoel
  2. Uitleg naamwoordelijk gezegde
  3. Aan de slag!
  4. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Slide

Komende lessen
  • Les 1: Grammatica: woordsoorten: Zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord
  • Les 2: Grammatica: woordsoorten: hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
  • Les 3: Grammatica: zinsontleding: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp 
  • Les 4: Grammatica: zinsontleding: gezegde
  • Les 5 (dinsdag 23/1): Grammatica: gezegde 
  • Les 6 (donderdag 25/1): Grammatica: lijdend voorwerp + meewerkend voorwerp + herhalen
  • Les 7 (dinsdag 30/1): Grammatica: voorzetselvoorwerp/bijwoordelijke bepaling + Vragenuur Spelling/werkwoordspelling 
Donderdag 1 februari: toets Grammatica & Spelling


Slide 3 - Slide

Lesdoel:
Na deze les:

  • Heb je je huiswerk nagekeken;
  • Weet je wat hulpwerkwoorden, zelfstandig werkwoorden en koppelwerkwoorden zijn;
  • Weet je wat het naamwoordelijk gezegde is.

Slide 4 - Slide

De ruit in de achterkamer | is | bij het voetballen | helemaal | gesneuveld.
Persoonsvorm: is
Onderwerp: de ruit in de achterkamer
Werkwoordelijk gezegde: is gesneuveld

Een toelage op mijn zakgeld | heb | ik | de afgelopen maanden | niet | ontvangen.
Persoonsvorm: heb
Onderwerp: ik
Werkwoordelijk gezegde: heb ontvangen

1. De ruit in de achterkamer | is | bij het voetballen | helemaal | gesneuveld.
Persoonsvorm: is
Onderwerp: de ruit in de achterkamer
Werkwoordelijk gezegde: is gesneuveld

2. Een toelage op mijn zakgeld | heb | ik | de afgelopen maanden | niet | ontvangen.
Persoonsvorm: heb
Onderwerp: ik
Werkwoordelijk gezegde: heb ontvangen


3. Eersteklassers | moet | je | in twee jaar | allerlei moeilijke zinnen | leren | ontleden.
Persoonsvorm: moet
Onderwerp: je
Werkwoordelijk gezegde: moet leren ontleden



Slide 5 - Slide

De ruit in de achterkamer | is | bij het voetballen | helemaal | gesneuveld.
Persoonsvorm: is
Onderwerp: de ruit in de achterkamer
Werkwoordelijk gezegde: is gesneuveld

Een toelage op mijn zakgeld | heb | ik | de afgelopen maanden | niet | ontvangen.
Persoonsvorm: heb
Onderwerp: ik
Werkwoordelijk gezegde: heb ontvangen

4. Ik zou het hebben kunnen weten na zijn stomme grapje.
Persoonsvorm: heb
Onderwerp: ik
Werkwoordelijk gezegde: heb ontvangen


5. Ik | zou | het | hebben | kunnen | weten | na zijn stomme grapje.
Persoonsvorm: zou
Onderwerp: ik
Werkwoordelijk gezegde: zou hebben kunnen weten.

Slide 6 - Slide

GEZEGDE
Er zijn twee soorten gezegdes.
Het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.

Vandaag behandelen we het naamwoordelijk gezegde. Om dit goed te begrijpen moeten we eerst weten wat koppelwerkwoorden zijn.

Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord

Slide 8 - Slide

Werkwoord: zww/kww + hww

Belangrijkste werkwoord in de zin:

1.  Zelfstandig werkwoord (zww)

    - Geeft actie aan

   -  Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.

OF 2. Koppelwerkwoord (kww)

    - Geeft eigenschap/kenmerk aan


   - ZWoBBeLS

3.  Hulpwerkwoord (hww)

Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww of kww en zijn alle andere werkwoorden hww.



Slide 9 - Slide

Belangrijk:
Als er meer werkwoorden in de zin staan, is de persoonsvorm altijd een hww!

Slide 10 - Slide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 11 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 12 - Drag question

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Teun
zou 
graag
honderd koekjes
willen
eten

Slide 13 - Drag question

Koppelwerkwoord || Zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Slide

Koppelwerkwoorden
ZWaBBeLS-HDV

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 15 - Slide

Iets doen vs. iets zijn
Auto's zijn rood, popjes zijn stout, mama is lief 
--> De onderwerpen zijn iets.

 Treintjes doen tjoektsjoek, oma's doen breien, papa doet slapen --> De onderwerpen doen iets.

Slide 16 - Slide

Staan of zitten
Zometeen krijg je een aantal zinnen te zien. 

Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 17 - Slide

Omar is ooit professioneel rugbyspeler geweest.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 18 - Slide

Siens fietsband werd netjes door Jim geplakt.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 19 - Slide

Op latere leeftijd is Julian pas echt een verstrooid man geworden.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 20 - Slide

De agent heeft Lotte gisteren een bekeuring gegeven.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 21 - Slide

Niels lijkt erg bang voor de docent.


Staat er een zelfstandig werkwoord (onderwerp doet iets) in? Ga dan staan.

Staat er een koppelwerkwoord (onderwerp is iets) in? Ga dan zitten.

Slide 22 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Heb je een koppelwerkwoord in de zin staan?
Dan moet er ook een naamwoordelijk gezegde zijn.
  • Vraag die je stelt -> Wat is het onderwerp?
          
                 KWW
Hannah | is | een muzikale meid. 
OW         | PV| naamwoordelijk deel

Slide 23 - Slide

Voorbeeldzin toets
Maja en Jasmijn hebben meerdere projecten over kunst bekeken. 

Persoonsvorm:
Onderwerp:
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:

Slide 24 - Slide

Voorbeeldzin toets
De boekopdracht van Petronella is fantastisch geworden. 

Persoonsvorm:
Onderwerp:
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:

Slide 25 - Slide

Voorbeeldzin toets
De juf heeft de klas verschillende zakjes chips gegeven.

Persoonsvorm:
Onderwerp:
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:

Slide 26 - Slide

Aan de slag!
  • Maak de opdrachten op het oefenblad.
  • Ga naar PLOT
  • Ga naar Grammatica 3 -> les 3
  • Maak de hele les, dus t/m de peperopdrachten.


Klaar? Oefenen in spellingapp of app werkwoordspellen!

Slide 27 - Slide

Lesdoel:
Als het goed is heb je dit bereikt:

  • Je hebt je huiswerk nagekeken;
  • Je weet wat hulpwerkwoorden, zelfstandig werkwoorden en koppelwerkwoorden zijn;
  • Je weet wat het naamwoordelijk gezegde is.

Slide 28 - Slide

Ik heb het lesdoel behaald
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Huiswerk & TaalVout
  • PLOT -> Grammatica 3 -> les 3
  • Maak de hele les, dus t/m de peperopdrachten.

  • Zelfstandig oefenen Spellingapp + app werkwoordspellen




Slide 30 - Slide