werkwoorden Kerst

Kerstmis
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kerstmis
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je vandaag nodig?
  • laptop
  • potlood of pen
  • wisbordje + stift
  • werkbladen (mevrouw Joyce)
  • Denk aan: Telefoon in telefoon-tas

Leg je spullen klaar, je hebt 2 minuten! 

timer
2:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aan welk (werk)woord denk jij bij Kerstmis?
timer
2:00

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Lesdoelen:
A-1: (Roze)

  • Ik kan woorden noemen over Kerstmis/winter.
  • Ik kan werkwoorden herkennen.
  • Ik kan werkwoorden in een korte zin schrijven.



Ik kan werkwoorden juist vervoegen.

Ik kan zinnen maken over kerst/winter.

Ik kan voegwoorden gebruiken (want, omdat, maar, als, of).

B1

Ik kan goede zinnen schrijven over kerst/winter.

Ik kan werkwoorden in moeilijke zinnen vervoegen.

Ik kan voegwoorden gebruiken (minimaal 4 zinnen met voegwoord).


Waarom is dat belangrijk om te kunnen? 

Slide 4 - Slide

Ik kan CONCEPT en VAARDIGHEID.
Voorbeeld: “Ik kan breuken optellen.”
Voorbeeld: “Ik kan feitelijke informatie uit een tekst halen.”
Lesdoelen:
A-2: (Groen)

  • Ik kan werkwoorden juist vervoegen in de tegenwoordige tijd.
  • Ik kan zinnen maken over Kerstmis/winter.
  • Ik kan voegwoorden gebruiken (want, omdat, maar, als, of).



Ik kan goede zinnen schrijven over kerst/winter.

Ik kan werkwoorden in moeilijke zinnen vervoegen.

Ik kan voegwoorden gebruiken (minimaal 4 zinnen met voegwoord).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
B-1: (Blauw)

Ik kan goede zinnen schrijven over Kerstmis/winter.
Ik kan werkwoorden in moeilijke zinnen vervoegen in de tegenwoordige tijd.
Ik  (moeilijke) kan voegwoorden gebruiken.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Werwoorden van vandaag:
  • versieren
  • koken
  • drinken
  • luisteren
  • maken
  • kijken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Drinken (t.t.)
  • ik drink
  • jij drinkt
  • hij/zij drinkt
  • wij drinken
  • jullie drinken
  • zij drinken
Luisteren (t.t.)
  • ik luister
  • jij luistert
  • hij/zij luistert
  • wij luisteren
  • jullie luisteren
  • zij luisteren

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Versieren (t.t.)
  • ik versier
  • jij versiert
  • hij/zij versiert
  • wij versieren
  • jullie versieren
  • zij versieren
Koken (t.t.)
  • ik kook
  • jij kookt
  • hij/zij kookt
  • wij koken
  • jullie koken
  • zij koken

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Maken (t.t.)
  • ik maak
  • jij maakt
  • hij/zij maakt
  • wij maken
  • jullie maken
  • zij maken
Kijken (t.t.)
  • ik kijk
  • jij kijkt
  • hij/zij kijkt
  • wij kijken
  • jullie kijken
  • zij kijken

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Versieren
  • A1 – voorbeeld
  • “Ik ___ de kamer mooi.” 
  • versier
  • A2 – voorbeeld
  • “Wij ___ de tafel mooi, want we krijgen bezoek.”
  • versieren 
  • B1 – voorbeeld
  • “Als we klaar ___ , ___ we de tafel netjes.” 
  • zijn, versieren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Ik .................. warme chocomel.
(A1)
A
drinke
B
drink
C
drinkt
D
drinken

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wij ........... de tafel mooi want dat is gezellig. (A1/A2)
A
versier
B
versiere
C
versiert
D
versieren

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Als het donker.........., ............. we het huis mooi. (A2/B1)
A
worden, versieren
B
wordt, versiert
C
wordt, versieren
D
word, versier

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Ik ...... foto's, omdat het licht mooi ....
A2/B1
A
maak, is
B
maakt, is
C
maken, zijn
D
maak, zijn

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik je wisbordje!
A-1 (roze) Schrijf de jij-vorm op van versieren

A-2 (groen) Schrijf een zin met het werkwoord versieren en omdat

B-1  (blauw) Maak een zin met versieren en omdat. Leg uit wat er met het werkwoord gebeurt.
timer
1:30

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag:
  • werkbladen uitdelen (A1/A2/B1)
  • Ik leg het werkblad uit (wacht even!)
  • werk samen. 
  • De lesdoelen staan nog een keer op je blaadje.
timer
15:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Schrijf je mooiste zin van vandaag op.
timer
3:00

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Ik heb de lesdoelen van vandaag gehaald....
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

This item has no instructions