Quiz gezondheidszorg



Quiz gezondheidszorg
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



Quiz gezondheidszorg

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

vraag 1
Hoe wordt dit symbool genoemd?
A
Asclepius,
B
Astrologie
C
Esculaap
D
Asculaap

Slide 2 - Quiz

antw. C
Vraag 2:
Wie is de grondlegger van de moderne verpleegkunde?
A
Erik Schreder
B
Florence Nightingale
C
Monica Ypstein
D
Flora Barker

Slide 3 - Quiz

Antw.B
vraag 3
Wat zijn de drie (belangrijkste) vitale organen?
A
Hart, longen en alvleesklier
B
Hart, longen en hersenen
C
Hart, darmen en hersenen
D
Longen, Hart en nieren

Slide 4 - Quiz

Antw. B
Vraag 5
Hoeveel liter bloed stroomt er gemiddeld door je lichaam?
A
5-6 liter
B
3-4 liter
C
5-7 liter
D
6-8 liter

Slide 5 - Quiz

Antw A
Vraag 6
Welk orgaan scheidt gal af?
A
Blinde darm
B
Galblaas
C
Blaas
D
Lever

Slide 6 - Quiz

Antw. D

De galblaas is een klein, peervormig zakje waarin galvloeistof tijdelijk opgeslagen kan worden. Galvloeistof wordt geproduceerd door de lever.
Vraag 7
In welk deel van je lichaam wordt insuline geproduceerd?
A
Lever
B
Alvleesklier, in de eilandjes van Langerhans

Slide 7 - Quiz

Antw. B


De lever zorgt voor het onschadelijk maken van allerlei giftige stoffen, zoals onder andere geneesmiddelen en alcohol. 
Vraag 12
Welk muziekinstrument komt
in het oor voor?
timer
0:20

Slide 8 - Open question

Antwoord: Trommel(vlies)
Vraag 13
Vanaf hoeveel graden spreek je van koorts?
A
Vanaf 37 graden en hoger
B
Vanaf 37,5 graden en hoger
C
Vanaf 38 graden en hoger
D
Vanaf 39 graden en hoger

Slide 9 - Quiz

Antw. C
Vraag 14
Wat doen we ongeveer 12x per minuut?
A
Ademen
B
Denken
C
bloedvolume
D
hartkloppingen

Slide 10 - Quiz

Antw. A
Vraag 15
In welk lichaamsdeel zit de meniscus?
A
Enkel
B
Knie

Slide 11 - Quiz

Antw B
Zomaar wat weetjes 
3 vragen
Per goed antwoord 2 punten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vraag 16
Hoeveel patiënten komen er per jaar op de eerste hulp na een blessure op het voetbalveld?
A
270.000 patiënten
B
27.000 patiënten
C
37.000 patiënten
D
370.000 patiënten

Slide 13 - Quiz

Antw. D
vraag 17
Hoeveel liter koffie wordt er gedronken door artsen in Nederland per arts per jaar?
A
185 liter per jaar
B
195 liter per jaar
C
175 liter per jaar
D
165 liter per jaar

Slide 14 - Quiz

Antw. C
Vraag 18
Uit hoeveel botten bestaat het menselijk lichaam?
A
+/- 203 botten
B
+/- 206 botten
C
+/- 200 botten
D
+/- 216 botten

Slide 15 - Quiz

Antw. B

Botten van de mens. Het geraamte van de mens (ook wel skelet of beendergestel) bestaat uit 206 botten. Vanwege anatomische variaties hebben sommige mensen extra sesambeenderen, anderen hebben extra wervels of een wervel minder. Het staartbeen kan uit drie of vier staartwervels bestaan.
Corona weetjes
5 vragen
per vraag 1 punt

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vraag 19
Corona is een....
A
Pandemie
B
Epidemie

Slide 17 - Quiz

Antw. A

Als de ziekte zich verder verspreidt – zoals het nieuwe coronavirus in heel China – is er sprake van een epidemie. Volgens de gebruikelijke definitie is er pas sprake van een pandemie als een epidemie zich over de hele wereld verspreidt en met grote aantallen ziektegevallen gepaard gaat.
Vraag 20
In welke stad in China brak het coronavirus in 2019 uit?
A
Hubei
B
Guangdong
C
Wuhan
D
Jiungsau

Slide 18 - Quiz

Antw. C
vraag 21
COVID-19 is de ziekte die wordt veroorzaakt door SARS-CoV-2
A
SARS-CoB-2
B
SARS-CoV-2
C
SARS-CoV-3
D
SARS-CoB-3

Slide 19 - Quiz

B: SARS-CoV-2
Vraag 22
Welk percentage alcohol is nodig in een handreiniger of desinfecterende gel om het coronavirus (COVID-19) te doden?
A
40%
B
50%
C
60%
D
70%

Slide 20 - Quiz

Antw. C


Handreinigers of een desinfecterende gel moeten minimaal 60% alcohol bevatten om effectief te zijn
Vraag 23
Hoelang moet je je handen wassen om het coronavirus (COVID-19) te doden?
A
20 sec
B
30 sec
C
15 sec
D
25 sec

Slide 21 - Quiz

Antw. A


Ten minste 20 seconden – ongeveer de tijd die het kost om twee keer het “happy birthday” lied te zingen. Was vaak je handen met zeep en water, zeker voor het eten; na je neus te snuiten, het hoesten of niezen; en na het toilet.
The End

Slide 22 - Slide

Tijd om punten te gaan tellen!
hoe noem je het ondersteunen van clienten tijdens hun laatste levensdagen
A
laatste begeleiding
B
stervensbegeleiding
C
doodsbegeleiding
D
uitgeput

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Ontsteking
A
is een erfelijke ziekte
B
is een ziekte die je maar 1 x kunt krijgen
C
is een infectie
D
is een reactie van je lichaam op een infectie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Infectie
A
De aanval in het lichaam door micro-organismen
B
Als micro-organismen zich in de bloedbaan vermeerderen.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Een sepsis is:
A
Een in besmettelijke ziekte
B
Micro organismen vermeerderen zich in de darmen
C
Micro organismen vermeerderen zich in de bloedbaan
D
Een oppervlakkige ontsteking

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Als een bacterie resistent is voor antibiotica, betekent dat:
A
De bacterie gedood wordt door antibiotica
B
De bacterie ongevoelig is voor antibiotica
C
De bacterie op de loop gaat voor antibiotica

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een hyperglykemie?
A
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te weinig insuline
B
Een lage bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline
C
Een hoge bloedsuikerspiegel als gevolg van te weinig insuline
D
Een hoge bloedsuikerwaarde als gevolg van te veel insuline

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Een te hoge bloedsuiker herken je doordat de zorgvrager over dorst klaagt, moe is, vaak moet plassen en een rode kleur heeft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Een lage bloedsuiker noem je
A
Hypotensie
B
Hypothermie
C
Hypoglycemie
D
Hyperglycemie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Insuline zorgt voor een verlaging van de bloedsuikerspiegel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Door het maken van een zorg-leef- plan kan je de zorgvrager:
A
Helpen om keuze te maken in zijn dagelijkse activiteiten
B
Helpen zodat hij zijn verhaal niet telkens aan nieuwe medewerkers moet vertellen
C
Ondersteunen in een dagschema
D
Ondersteunen om zijn leven zoveel mogelijk voort te zetten zoals hij dat wil

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wie signaleert in de dagelijkse zorg?
A
De eerstverantwoordelijke verzorgende/verpleegkundige
B
alleen de verpleegkundige.
C
iedereen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is zelfredzaamheid?
A
Zelfredzaamheid is dat de zorgverlener bepaald wat er gebeurd
B
Zelfredzaamheid is het zichzelf redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg.
C
Zelfredzaamheid heeft alleen te maken met het zelfstandig wassen en aankleden
D
Zelfredzaamheid is niet van toepassing bin chronisch zieken

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welke factoren spelen een rol bij het ontstaan van urineweginfecties?
A
Hoge leeftijd, het vrouwelijke geslacht en incontinentie
B
Hoge leeftijd, het mannelijk geslacht en dementie
C
Hoge leeftijd, het mannelijk geslacht en incontinentie.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een urineweginfectie?
A
Een ontsteking van de plasbuis
B
Een ontsteking van de blaas
C
Een bacteriële infectie van de urinewegen
D
Een bacteriële infectie van de blaas

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is decubitus?
A
een beschadiging van de huid die ontstaat door langdurige druk
B
een beschadiging van de huid die ontstaat door schuifkracht
C
een beschadiging van de huid die ontstaat door een combinatie van langdurige druk en schuifkracht
D
niet wegdrukbare roodheid

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Oorzaken van decubitus zijn
A
lang zittende houding
B
lang liggende houding
C
beschadigingen door sieraden,kruimels in bed
D
A, B en C zijn goed

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Bij obstipatie of verstopping gaat de darminhoud te traag door de darm.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Gewrichten vind je op de plekken waar in het lichaam twee botten bij elkaar komen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Lichaamsbeweging is erg belangrijk bij het voorkomen van osteoporose
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Pijn en bewegingsvrijheid van het gewricht zijn de belangrijkste kenmerken van artrose.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Pijn is een van de meest opvallende klachten bij reumatoïde artritis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions