Oefentoets jaar 2 week 47 SER en ESTAR

Vandaag/ hoy... 
Programma:
-Herhaling onregelmatige werkwoorden: ser en estar (zijn)
- Tegenwoordige tijd

Lesdoel:
- Ik kan de werkwoorden SER en ESTAR vervoegen
- Ik kan de werkwoorden op -AR -ER -IR vervoegen
 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag/ hoy... 
Programma:
-Herhaling onregelmatige werkwoorden: ser en estar (zijn)
- Tegenwoordige tijd

Lesdoel:
- Ik kan de werkwoorden SER en ESTAR vervoegen
- Ik kan de werkwoorden op -AR -ER -IR vervoegen
 

Slide 1 - Slide

je gebruikt SER voor tijdelijke eigenschappen
JA
NEE

Slide 2 - Poll

Je gebruikt ESTAR voor locaties/plek
JA
NEE

Slide 3 - Poll

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

SER (ZIJN) 
- permanente eigenschappen
- nationaliteit
- wie je bent
- je beroep

Slide 5 - Slide

kies de juiste vorm van het werkwoord SER:
Yo ..... Miriam
A
soy
B
es
C
sois
D
eres

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vorm van het werkwoord SER:
Nosotros ..... de Turquía
A
sois
B
son
C
somos
D
eres

Slide 7 - Quiz

ESTAR (ZIJN)
- locatie gebouwen en personen
- toestanden (staat, conditie)
- gevoelens

Slide 8 - Slide

kies de juiste vorm van het werkwoord ESTAR:
Ellos ..... en el supermercado Albert Heijn
A
estás
B
están
C
estoy
D
estamos

Slide 9 - Quiz

kies de juiste vorm van het werkwoord ESTAR:
Yo .... en la farmacia
A
estás
B
está
C
estoy
D
estamos

Slide 10 - Quiz

Vul in de juiste vorm van het werkwoord SER
timer
3:00

Slide 11 - Slide

Escribe tus respuestas 1-8

Slide 12 - Open question

Vul in de juiste vorm van het werkwoord ESTAR
timer
3:00

Slide 13 - Slide

Escribe tus respuestas 1-8
1 estoy, 2

Slide 14 - Open question

Presente

Slide 15 - Slide

El presente
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
soy
como
está
viven
eres
estamos
estáis
come
están
somos
vivís
hablas

Slide 16 - Drag question

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 
 _______(hablar-yo) español con Daniëlla. 
Zanna___________ (comer) frutas en el desayuno.
Lars y Andrea _______________(escribir) correos en en dos idiomas.
Daan y yo ___________ (comer) muchos churros con chocolate.
No, Jasmijn y yo _____ (cantar) en español.
Tú...................................(escribir) los deberes en tu Ipad.
hablo
come
escriben
comemos
cantamos
escribes

Slide 17 - Drag question

HABLAR (nosotros, presente)

Slide 18 - Open question

Presente/tegenwoordige tijd
Comer -> nosotros

Slide 19 - Open question

Presente (regelmatig):
escribir - nosotros

Slide 20 - Open question

Ik ken nu estar + ser en de tegenwoordige tijd
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Waarom is deze zin onjuist?
Ella es en la tienda de ropa

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Link