Leesvaardigheid Les 37

Leesvaardigheid Les 37
Hoe beoordeel je de betrouwbaarheid van online berichten.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid Les 37
Hoe beoordeel je de betrouwbaarheid van online berichten.

Slide 1 - Slide

Doel van de les
  • Je weet dat er betrouwbare en onbetrouwbare online berichten zijn.
  • Je kunt betrouwbare en onbetrouwbare online berichten op internet herkennen aan de bron en de informatie.
  • Je kunt uitleggen waarom online berichten betrouwbaar of onbetrouwbaar zijn.
  • Je kunt zelf betrouwbare online berichten vinden als je die nodig hebt.

Slide 2 - Slide

Hoe herken jij een betrouwbare bron?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Een tekst met als titel "Red Bull is goed voor je". Geschreven door de directeur van Red Bull. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 9 - Quiz

Een tekst over een griepepidemie geschreven door een arts. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 10 - Quiz

Een tekst over betalen met een pinpas geschreven in 1999. Betrouwbaar of niet?
A
Betrouwbaar
B
Onbetrouwbaar

Slide 11 - Quiz

Welke bronnen zijn betrouwbaar? Zet de bronnen in de juiste categorie.
Niet betrouwbaar
Betrouwbaar
Soms betrouwbaar, soms niet
www.broodjeaap.nl
NRC (een krant)
een tekst op Facebook
Quest (tijdschrift)
www.nos.nl
Privé (tijdschrift)

Slide 12 - Drag question

Je wil een nieuwe telefoon kopen, maar je twijfelt tussen een Samsung en een iPhone. Waar vind je betrouwbare informatie en waar niet?
BETROUWBAAR
NIET BETROUWBAAR

Slide 13 - Drag question

Welke informatiebronnen vind jij meer en minder betrouwbaar?
Betrouwbaar
Minder betrouwbaar

Slide 14 - Drag question

Leesvaardigheid les 38
Argumenten bij een mening


Slide 15 - Slide

DOEL

Feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen

- je weet wat een feit is

- je weet wat een mening is

- je weet wat een argument is


Slide 16 - Slide

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of onwaar is


Controleerbaar

Je kunt altijd controleren of een feitenuitspraak waar of niet waar is

Slide 17 - Slide

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt


Niet controleerbaar

Je kunt het eens of oneens zijn

Slide 18 - Slide

ARGUMENT

- Reden: waarom je iets vindt



Als je een mening hebt over iets, dan moet je altijd één of meerdere argumenten noemen:
   - Ik vind dit zo, omdat……….
   - Ik vind dit zus, want……..

 

(want en omdat zijn signaalwoorden)

Slide 19 - Slide

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 22 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Ik vind het raar om docenten aan te spreken met u.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 26 - Quiz

Aan de slag
We lezen de uitgedeelde teksten


Welke meningen kom je tegen in de tekst?
Wat zijn de argumenten die gegeven worden?
Met wie ben je het eens en waarom?


Slide 27 - Slide

Geef hier je mening met een argument.

Slide 28 - Open question

Opdracht
Maak de tekst en beantwoord de vragen.

Slide 29 - Slide