Oefenvragen V-GES4

Oefenvragen V-GES4
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefenvragen V-GES4

Slide 1 - Slide

Welke uitspraak over de prehistorie, de tijd van jagers en boeren is juist?
A
Op veel prehistorische grottekeningen zijn magische jachttaferelen afgebeeld
B
egyptische hiërogliefen zijn een voorbeeld van een ongeschreven bron
C
de eerste mensen leefde van het verzamelen van voedsel en het jagen op groot wild zoals dino's
D
de eerste landbouwers in het midden-oosten noemen wij ook wel nomaden

Slide 2 - Quiz

wat verstaan we onder de agrarische revolutie?
A
de opkomst van het polytheïsme in oude samenlevingen
B
de ontwikkeling van geavanceerde stadstaten
C
de overgang van een nomadisch naar een sedentaire levensstijl met landbouw
D
de introductie van het wiel als belangrijke technologische innovatie

Slide 3 - Quiz

wel verschijnsel zorgde ervoor dat het oude egypte gedurende 3000 jaar een stabiel, cultureel en welvarend rijk bleef?
A
de politieke vereniging van opper- neder egypte tot één egyptisch rijk onder de farao's
B
de territoriale expansie en plundertochten van de egyptenaren in het midden-oosten en afrika
C
door intensieve landboud die mogelijk werd door de seizoensgebonden overstromingen van de rivier de nijl
D
door een slaveneconomie gebaseerd op enorme bouwprojecten als de pyramides, grote tempels en de sfinx

Slide 4 - Quiz

wat bedoelen we met de 'teloorgang van de bronstijd in 1200 v.C.'?
A
een mysterieuze ketting aan omstandigheden die een grotendeels einde maakte aan de eerste beschavingen
B
het einde van de prehistorie en het begin van de europese geschiedenis
C
een wereldwijde economische crisis door het ineenstorten van de prijs van brons
D
brons werd vervangen door ijzer als belangrijkste gebruiksmateriaal in het midden oosten

Slide 5 - Quiz

welk politiek systeem was kenmerkend voor de griekse stadstaat sparta in de klassieke periode?
A
theocratie
B
oligarchie
C
feodalisme
D
monarchie

Slide 6 - Quiz

welke historische gebeurtenis in 313 na Christus onder de keizer constantijn had grote gevolgen voor de wereldwijde geschiedenis?
A
christenen kregen godsdienstvrijheid van de romeinen
B
het romeinse rijk werd door de hunnen binnengevallen
C
de slavernij werd afgeschaft door de romeinen
D
rome werd door de keizer in brand gestoken

Slide 7 - Quiz

welke uitspraak over het oost-romeinse rijk is juist?
A
de vrouwe middeleeuwen werden in het oost-romeinse rijk gebruikt alle boeken uit de klassieke oudheid te verbranden
B
de vrouwe middeleeuwen waren ook voor het oost-romeinse rijk een donkere periode van achteruitgang
C
byzantijnse keizer justinianus de grote heeft met tijdelijk succes nog een poging gedaan het voormalige west romeinse rijk te veroveren
D
byzantijnse keizer justinianus de grote vond dat vrouwen geen plaatsen hadden aan zijn hof en luisterde daarom nooit naar vrouw keizerin theodora

Slide 8 - Quiz

wie was de profeet die de islam stichtte in de 7e eeuw?
A
mohammed
B
jezus
C
boeddha
D
mozes

Slide 9 - Quiz

welke stellingen zijn juist?
de islamieten wisten relatief eenvoudig het huidige spanje te veroveren

het islamitische kalifaat in spanje was een toevluchtsoord voor joden en christenen uit heel europa
A
1 is juist
B
beide juist
C
2 is juist
D
beide onjuist

Slide 10 - Quiz

welke uitspraak over de middeleeuwse adelstand is juist?
A
een bisschop is een voorbeeld van hoge adel
B
het middeleeuwse stadsbestuur bestond uit alleen edelen
C
een hertog is een voorbeeld van hoge adel
D
de adelstand was de belangrijkste van de drie standen

Slide 11 - Quiz

wat is de belangrjikste reden voor de bevolkingsgroei in west-europa na het jaar 1000?
A
de plunderbuit die de kruistochten opleverde
B
de terugkomst van de geldeconomie zorgde voor meer welvaart
C
innovaties binnen de landbouw zorgden voor meer voeding
D
de moslims werden verdreven uit spanje

Slide 12 - Quiz

waartegen vocht men tijdens de reqonquista in spanje in de middeleeuwen?
A
de handhaving van het islamitische kalifaat
B
de oprichting van de spaanse inquisitie
C
de verspreiding van het protestantisme
D
de opkomst van de renaissance

Slide 13 - Quiz

welke uitspraak over het hofstelsel is juist?
A
het centrum van een domein noemen we een terp
B
het hofstelsel is een politiek stelsel
C
het hofstelsel gaat over de relatie tussen de landheer en zijn horrigen
D
het vroonhof is de schuilplaats van de horigen

Slide 14 - Quiz

welk van de onderstaande beschrijvingen definieert de vikingen het best? de vikingen waren...
A
noordse zeevaarders en plunderaars
B
byzantijnse handelaars
C
arabische ontdekkingsreizigers
D
slavische stammen

Slide 15 - Quiz

welk religieus verschijnsel tussen christenen en moslims kenmerkte de middeleeuwse geschiedenis?
A
het grote schisma
B
de kruistochten
C
het edict van nantes
D
de ivestituurstrijd

Slide 16 - Quiz

waarom noemde de franse auteur Voltaire het duitse rijk: niet heilig, niet romeins en géén rijk'?
A
omdat de duitse keizer een harde positie innamen en daarmee de duitse edelen en steden onderdrukte
B
omdat de duitse keizers niets af wisten van de romeinse geschiedenis en berucht waren om hun slechte gedrag
C
omdat Voltaire als fransman jaloers was op de duitse keizers en het heilig roomse rijk probeerde hij de duitsers te bespotten
D
omdat de duitse keizers relatief weinig te zeggen had over de kerk en zijn eigen bezittingen door de sterke positie van de duitse edelen en steden

Slide 17 - Quiz

waarvan is de investituurstrijd een voorbeeld?
A
van de strijd tussen de macht van de vorst en steden
B
van de strijd tussen wereldlijke en geestelijke macht
C
van de strijd tussen stad en platteland
D
van de strijd tussen de katholieke en orthodoxe kerk

Slide 18 - Quiz

wat is de belangrijkste reden voor het uitvoeren van de ontdekkingsreizen?
A
om een route naar indië te zoeken, onafhankelijk van de zijderoute
B
om aan de verschillende religieuze oorlogen na de reformatie te ontsnappen
C
uit de wetenschappelijke interesse beïnvloed door de renaissance
D
het zoeken van nieuw, vruchtbaar land

Slide 19 - Quiz

in welke categorie pas 'de dood van de laatste vikingkoning harals hardraada bij stamford bridge in 1066'?
A
een historische verschijnsel
B
een historische misvatting
C
een historische ontwikkeling
D
een historische gebeurtenis

Slide 20 - Quiz

in welk tijdvak hoor het canonvenster 'de limes'?
A
tijd van grieken en romeinen
B
tijd van jagers en boeren
C
tijd van monikken en ridders
D
tijd van steden en staten

Slide 21 - Quiz

Leonardo da vinci was een zogenaamde uomo universalis, wat betekent dat?
A
dat hij voor verschillende opdrachtgevers werkte zolang deze maar betaalden
B
dat hij een bastaardkind was en daardoor geen klassieke opleiding kon volgen
C
dat hij zowel geïnteresseerd en goed was in het uitoefenen van kunst en wetenschap
D
dat hij een persoon was die overal kon wonen zolang hij er zijn vak maar kon uitoefenen

Slide 22 - Quiz

welke van de onderstaande uitspraken zijn juist?
de eerste grote renaissance denkers als petrarca en dante leven gedurende de 14e eeuw, de late middeleeuwen.

er is een groot verschil tussen de algemene ideeën van de noordelijke renaissance en de zuidelijke renaissance
A
1 is juist
B
beide juist
C
2 is juist
D
beide onjuist

Slide 23 - Quiz

wat was géén oorzaak van de achteruitgang van venetië?
A
venetië werd geteisterd door politieke instabiliteit en onzekerheid
B
vanaf de renaissance wordt venetië overschaduwd door andere italiaanse stadstaten zoals florence
C
het ottomaanse rijk veroverde delen van het venetiaanse zeerijk en controleerde middelandse zee
D
de ontdekking van amerika deed het hart van de wereldeconomie verschuiven naar de atlantische oceaan

Slide 24 - Quiz

stadhouder willen van oranje was de eerste leider van de nederlandse opstand tegen spanje. wie volgde hetm op als stadhouder na zijn moord in 1584?
A
Frederik-henderik
B
johan van oldenbarnevelt
C
maurits
D
erasmus

Slide 25 - Quiz

welke staatsvorm had nederland vanaf 1588 tot 1795
A
koninkrijk
B
prinsdom
C
keizerrijk
D
republiek

Slide 26 - Quiz

hoe konden de portugese en spaanse conquistadores de rijken van de inca's en azteken vooral ten val brengen?
A
door met een grote overmacht van zwaarbewapend soldaten de nieuwe wereld te bestormen
B
door middel van superieure europese gevechtstechnieken en vuurwapens
C
door het meebrengen van europese ziektes die een pandemie veroorzaakte in de nieuwe wereld
D
door de plaatselijke koningen om te kopen met gestolen goud en zilver

Slide 27 - Quiz

welk regeringsorgaan ging in de republiek der zeven verenigde nederlanden over het buitenlands beleid?
A
de stadhouder
B
de raadspensionaris
C
het college van regenten
D
de staten-generaal

Slide 28 - Quiz

wat heeft het jaartal 1672 met de gouden eeuw te maken?
A
het veroveren van de wereldhandel via de voc en wic
B
tijdens dit rampjaar wordt de republiek binnengevallen door vier buitenlandse legers
C
tijdens dit jaar wordt johan van oldenbarnevelt onthoofd door maurits en eindigt deze gouden tijd
D
dit is het einde van de tachtigjarige oorlog

Slide 29 - Quiz

wat heeft het 'bestuderen van de natuur' vooral te maken met godsdienst volgens de grote filosoof spinoza?
A
door de natuur te bestuderen leer je god kennen. god is immers alles, en alles wat er is, is god
B
goed je best te doen in studie is een pad om in de hemel te komen
C
kennis opdoen is het enige pad naar geluk op aarde
D
de bijbel is het letterlijke woord van god. door daar verder niet teveel over na te denken blijft er tijd over om te genieten van de natuur

Slide 30 - Quiz

lodewijk de 14e wordt ook wel de zonnekoning genoemd, waarom?
A
omdat hij een decentrale politiek bedreef en graag buiten zijn paleis regeerde
B
omdat hij graag in het middelpunt van de belangstelling stond
C
omdat hij absolute macht had en dat er in frankrijk niets gebeurde zonder zijn toestemming
D
omdat hij een fascinatie had voor sterrenkunde en de zon in het bijzonder

Slide 31 - Quiz

welke gebeurtenis wordt vaak gezien als een belangrijke factor die bijdroeg aan het einde van de gouden eeuw in nederland?
A
de vrede van westfalen in 1648
B
de ontdekking van amerika en de daaropvolgende kolonisatie
C
de oprichting van de voc
D
het rampjaar 1672 waarin nederland door 4 rijken werd aangevallen

Slide 32 - Quiz

waarom is het gebroken beleg van wenen in 1683 vooral de geschiedenis in gegaan als een keerpunt in de europese geschiedenis?
A
omdat gedurende deze slag voor het eerst gebruik werd gemaakt van handgranaten
B
omdat de gevleugelde huzaren daarmee beroemd werden
C
omdat de ottomanen keizerstad wenen wisten te veroveren
D
omdat het gefaalde beleg het einde van de ottomaanse opmars door europa betekende

Slide 33 - Quiz

in wat voor panden woonden de rijk geworden kooplieden aan de vecht in de 18e eeuw?
A
in grachtenpanden
B
in villa's
C
in buitenhuizen
D
in kastelen

Slide 34 - Quiz

hoe kan een docent het onderwerp slavernij het beste introduceren in groep 3 van de basisschool?
A
door middel van verhalen en beeldende voorbeelden die de basis leggen voor begrip van rechtvaardigheid en gelijkheid
B
door enkel te benadrukken dat slavernij iets is uit het verleden en niet relevant voor het heden
C
door het onderwerp volledig te vermijden vanwege gevoeligheid en complexiteit
D
door gedetailleerde historische fieten te presenteren over de slavenhandel en de omstandigheden van slaven

Slide 35 - Quiz

wat was de naam van nederland van 1795 tot 1806?
A
de bataafse republiek
B
de republiek der zeven verenigde nederlanden
C
het koninkrijk der nederlanden
D
het koninkrijk holland

Slide 36 - Quiz

wat is de nalatenschap van hugo de groot?
A
zijn relatie met erasmus
B
zijn ruzie met stadhouder maurits
C
zijn studie over het volkenrecht
D
zij mislukte ontsnapping uit de boekenkist

Slide 37 - Quiz

op welke basis kwam de samenvoeging van nederland met de zuidelijke nederlanden in 1815 tot stand?
A
op basis van dezelfde taal
B
op basis van angst voor frankrijk
C
op basis van ongeveer hetzelfde aantal inwoners
D
op basis van dezelfde godsdienst

Slide 38 - Quiz

wat was een belangrijk verschil tussen de nederlandse en de amerikaanse revolutie
A
de amerikaanse revolutie leide tot de vorming van een monarchie, terwijl de franse revolutie leidde tot de oprichting van een republiek
B
de amerikaanse revolutie werd voornamelijk gevoerd tegen buitenlandse overheersing, terwijl de franse revolutie gericht was tegen interne sociale en politieke structuren
C
de amerikaanse revolutie was geweldadigder en leidde tot meer interne conflicten dan de franse
D
de amerikaanse revolutie had als belangrijkste doel de afschaffing van het feodale stelsel, terwijl de franse revolutie gericht was op de onafhankelijkheid van een koloniaal rijk

Slide 39 - Quiz

hoe werd de trans-atlantische slavenhandel georganiseerd en uitgevoerd door europese mogendheden?
A
door het rechtstreeks verhandelen van slaven van europs naar azië om te werken in specerijenhandel
B
door het overbrengen van inheemse bevolkingen uit amerika naar europa om als slaven te werken in europese fabrieken
C
door het opzetten van handelsnetwerken die afrikaanse slaven ruilden voor europese goederen en ze vervolgens naar amerika transporteren om op plantages te werken
D
door het opzetten van plantages in europa e het importeren van slaven om daar te werken

Slide 40 - Quiz