5.4 Scheidbare werkwoorden

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?


  • leren wat scheidbare werkwoorden zijn
  • Zinnen maken met scheidbare werkwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Na deze les kunnen jullie zinnen
maken met scheidbare werkwoorden.

Slide 3 - Slide

Scheidbare werkwoorden
voorzetsel                   uitlopen                 werkwoord 
opgeven
afspreken
spreken   af

Slide 4 - Slide

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     opruimen     = op             + ruimen
       nadenken   = na             + denken

Slide 5 - Slide

Twee werkwoorden
Staan er twee werkwoorden in de zin? Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 



Slide 6 - Slide

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 7 - Slide

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 8 - Mind map

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie. Dan het werkwoord. 
Het andere woord staat altijd op de laatste plaats in de zin:

Ik               maak        de keuken         schoon.
                                                          
Wij            denken   eerst                    na

Slide 9 - Slide

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
uit
B
hem
C
lachen
D
uitlachen

Slide 10 - Quiz

Ik trek mijn jas uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
trekkenuit
C
uittrekken
D
uit

Slide 11 - Quiz

Jullie staan om acht uur op.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
jullie
B
opstaan
C
staan
D
op

Slide 12 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken
C
schoon
D
ik

Slide 13 - Quiz

Ik trek mijn nieuwe jas aan.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
trekken
B
maken
C
aantrekken
D
mijn nieuwe jas

Slide 14 - Quiz

Ik ........ een briefje voor mijn docent ..... (ophangen)

Slide 15 - Open question

Zij ....... haar kamer vanavond ......
(opruimen)

Slide 16 - Open question

Ik ....... mijn vriend ......
(ophalen)

Slide 17 - Open question

Mohamed ....... de les uit het boek ......
(overschrijven)

Slide 18 - Open question

Zij ....... hun huis morgen ......
(schoonmaken)

Slide 19 - Open question

Maak zoveel mogelijk nieuwe werkwoorden
passen
schuiven
drinken
pakken
nemen
bellen
maken
in
op
aan
af
uit
voor

Slide 20 - Drag question

Ik bel mijn vriendin op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 21 - Open question

Ik haal mijn kinderen op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 22 - Open question

Ik steek de straat over.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 23 - Open question

Ik pak de boodschappen uit.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 24 - Open question

Mijn zus gaat bij mijn tante passen op de twee kleine nichtjes.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 25 - Open question

Mijn broer schuift vandaag te laat aan bij het avondeten.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 26 - Open question

In de metro schuif ik altijd op om de mensen ook ruimte te geven op de plek naast mij.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 27 - Open question

De politie heeft de dief gisteren opgepakt.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 28 - Open question

Die vader pakt zijn dochter die in de speeltuin van de schommel gevallen is op.
Wat is het scheidbare werkwoord?

Slide 29 - Open question





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 30 - Slide