Hoofdstuk 5
1 / 24
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik koop een laptop in voor €50,-.
Ik reken hier €25,- bij en verkoop de laptop vervolgens voor €75,-.
Wat is de brutowinstopslag?
Ik reken hier €25,- bij en verkoop de laptop vervolgens voor €75,-.
Wat is de brutowinstopslag?
A
50
B
25
C
75
D
100
Slide 2 - Quiz
De inkoopprijs van een boek is €60,-
De brutowinstmarge is 45%
Bereken de verkoopprijs.
De brutowinstmarge is 45%
Bereken de verkoopprijs.
Slide 3 - Open question
De verkoopprijs is € 123,- de inkoopprijs is € 89,-. Bereken de Brutowinstmarge in euro's.
Slide 4 - Open question
De verkoopprijs is € 123,- de inkoopprijs is € 89,-. De brutowinstmarge in euro's is 34,-. Bereken de brutowinstmarge in % van de inkoopprijs.
Slide 5 - Open question
In een zwembad verkoopt Ron op een dag 372 blikjes fris. De prijs van één blikje is € 2,25. Hoeveel omzet heeft Ron?
Omzet = afzet × verkoopprijs
Omzet = afzet × verkoopprijs
Slide 6 - Open question
Een winkelier verkoopt 300 producten voor € 5 per stuk. Bereken de omzet.
Slide 7 - Open question
Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Sam verkoopt horloges voor €55,- per stuk. Hij heeft er deze maand 100 verkocht. Hij heeft zelf €20,- betaald per horloge, dus voor de 100 horloges heeft hij €2.000,- betaald. Wat is de inkoopwaarde?
A
€20
B
€55
C
€2.000
D
100
Slide 10 - Quiz
De inkoopprijs is de prijs die de verkoper zelf heeft betaald voor 1 product. De inkoopwaarde is de prijs die de winkelier zelf heeft betaald voor alle producten samen die hij heeft verkocht (de afzet).
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Omzet = €110
Inkoopwaarde = €30,-
Brutowinst=....
Inkoopwaarde = €30,-
Brutowinst=....
A
€140,-
B
€80 verlies
C
€80,- winst
D
30x110 = €3.300,-
Slide 19 - Quiz
Omzet = €1.000,-
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
Brutowinst = €500,-
Inkoopwaarde = ...
A
€1.500,-
B
€500,-
C
-€500,-
D
-€1.500,-
Slide 20 - Quiz
Wat bereken je met de formule
afzet x verkoopprijs?
afzet x verkoopprijs?
A
omzet
B
toegevoegde waarde
C
nettowinst
D
brutowinst
Slide 21 - Quiz
Afzet= 50 stuks Prijs per stuk = €10,-
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....
Inkoopwaarde = €200,-
Brutowinst =....
A
€300,-
B
€2.050,-
C
€290,-
D
€500,-
Slide 22 - Quiz
Wat is de nettowinst:
A
de brutowinst - de bedrijfskosten
B
de bedrijfskosten - de brutowinst
C
de brutowinst + de bedrijfskosten
D
de bedrijfskosten + de brutowinst
Slide 23 - Quiz
Brutowinst is € 8.000,-
Bedrijfskosten zijn €1.000,-
Nettowinst = ...
Bedrijfskosten zijn €1.000,-
Nettowinst = ...
A
€ 9.000,-
B
€ 7.000,-
C
-€ 7.000,-
D
-€ 9.000,-
