SO De vroege middeleeuwen

SO
De Vroege Middeleeuwen
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SO
De Vroege Middeleeuwen

Slide 1 - Slide

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.
timer
1:00

Slide 2 - Drag question

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 3 - Drag question


Gebruik de bron
Monniken hadden een aantal taken. Zo schreven zij bijvoorbeeld boeken over.

➤Noem nog twee taken van monniken die niet op de afbeelding te zien zijn.
Gebruik de bron 

timer
0:45

Slide 4 - Open question


Een voorbeeld van een geestelijke is een monnik. 

➤Geef nog twee voorbeelden van geestelijken.

timer
0:30

Slide 5 - Open question


Karel de Grote gaf stukken land in leen aan leenmannen. 

➤Waarom deed hij dat?

timer
0:45

Slide 6 - Open question


Gebruik de bron

Horigen hadden veel plichten.
➤ Welke twee plichten van horigen zie je in de tekst terug?

Gebruik de bron 

timer
0:45

Slide 7 - Open question


Ondanks alle plichten, kon het toch gebeuren dat een boer bij een edelman kwam en vroeg: ‘Mag ik uw horige worden?

➤ Waarom zou een boer horige willen worden? Bedenk de meest logische reden.

timer
0:30

Slide 8 - Open question


Naast werken op het land, was een horige ook verplicht om herendiensten te doen.

➤ Geef twee voorbeelden van herendiensten.

timer
0:45

Slide 9 - Open question

Dit zijn schaakstukken van een schaakspel uit de twaalfde eeuw, die ook wel The Lewis Chessman worden genoemd. Ze zijn gemaakt van walrustand.

Sleep de onderdelen naar de juiste schaakstukken.
timer
1:00
Adel
Geestelijkheid
Ridder
Koning
Bisschop

Slide 10 - Drag question


Gebruik de bron
Gebruik de bron

➤Wie is de ‘hij’ over wie de tekst gaat?
timer
0:30
A
Bonifatius
B
Wilibrord
C
Lodewijk de Vrome
D
Karel de Grote

Slide 11 - Quiz


➤Wat is een goed voorbeeld 
van een leenstelsel?
timer
1:00
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 12 - Quiz


➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? 
Kies het juiste antwoord.
timer
0:30
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 13 - Quiz


➤Het drieslagstelsel is een manier van landbouw waarbij een akker elk derde jaar braak ligt.
timer
0:30
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz


➤Dankzij het drieslagstelsel werd de landbouwgrond vruchtbaarder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz


➤Welke uitspraak past bij de Tijd van monniken en ridders?
A
Het was veel veiliger dan in de tijd van het Romeinse Rijk.
B
Na het Romeinse Rijk brak er een strijd uit om de macht. Uiteindelijk werd het Frankische volk het sterkst.
C
Na de val van het West-Romeinse Rijk voerden de Romeinen oorlog met de Franken.
D
De meeste mensen gingen in steden wonen. Daardoor werden de steden groter.

Slide 16 - Quiz


➤Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 17 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
leenman
B
horige

Slide 18 - Quiz


De leenman en de horige hadden allebei plichten. 

➤Bij wie hoort de volgende plicht?

Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 19 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Leo, de bisschop van Aken.
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 20 - Quiz


➤Hoort de volgende persoon bij de adel, de geestelijkheid of de boeren?

Herman, een horige die op het gebied van een ongelofelijk onvriendelijke edelman woont
A
adel
B
geestelijkheid
C
boeren

Slide 21 - Quiz

Het systeem van heren en horigen die samenleven op een domein heet ...
A
Herendiensten
B
Vazalliteit
C
het Hofstelsel
D
het Drieslagstelsel

Slide 22 - Quiz

Wat is een ander woord voor horige?
A
Baas
B
Hofstelsel
C
Akker
D
Boer

Slide 23 - Quiz

1.
2.
3.
4.
5.
6.
Willibrord wordt benoemd tot aartsbisschop.
De Frankische vorst Pepijn verovert Midden-Nederland
Engelse geestelijken onder leiding van Willibrord beginnen met missietochten in Midden-Nederland.
De Franken bekeren zich tot het christendom.
De Frankische vorst Pepijn geeft Willibrord toestemming voor zijn missiewerk in Midden-Nederland.
Missionarissen beginnen missiewerk in het Frankische rijk.

Slide 24 - Drag question

Hoe heet de opleving van kunst en cultuur rond 800?
A
De Gouden Eeuw
B
De Karolingische Renaissance
C
De Frankische bloeiperiode
D
De hoofse cultuur

Slide 25 - Quiz

Leg uit waarom sommige adellijke jongens ridder moesten worden en anderen niet.

Slide 26 - Open question

Noem twee eigenschappen die een ridder moest hebben.

Slide 27 - Open question

Waarom vielen de Noormannen Dorestad aan?
A
Het lag aan zee en er vond veel handel plaats.
B
Het lag aan een rivier en er was veel handel.
C
Er waren veel kloosters en goede wegen.
D
Er woonden Saksen en was goed bereikbaar.

Slide 28 - Quiz

Na verloop van tijd vielen de Noormannen minder aan.
Wat was daarvan GEEN reden?
A
Veel Noormannen bleven in het veroverd gebied wonen.
B
Veel Franken namen het geloof van de Noormannen over.
C
Er werden vredesverdragen getekend.
D
De Noormannen kregen grond in leen.

Slide 29 - Quiz

Hoe heet het gebied in Frankrijk waar de Vikingen hun naam aan gaven?

Slide 30 - Open question

Noem één positief en één negatief feit over de Noormannen.

Slide 31 - Open question

Geef twee redenen waarom de tekst niet betrouwbaar is.
'Toen de relieken waren weggenomen, alsof de muur en de torens van de stad waren neergehaald, brak het vijandig volk in volle geweld los, stak alle gebouwen en ook het klooster zelf in brand, doodde een deel van de bewoners en voerde de anderen als gevangenen weg. Geen huis overleefde de ramp, geen inwoner ontsnapte, niets dan woestenij bleef er over.'
Deze tekst werd rond 1150 geschreven over de verwoesting van Deurne (863) door de Noormannen.

Slide 32 - Open question

Einde van dit SO.

Slide 33 - Slide