Adverbs of place and time

Adverbs of place and time
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Adverbs of place and time

Slide 1 - Slide

Adverbs of place and time

adverbs of place (bijwoorden van plaats)
adverbs of time (bijwoorden van tijd)

Slide 2 - Slide

Waar?
Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de plaats en dan de tijd:

We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegen today.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Dome in July.

Slide 3 - Slide

Maar:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:

In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.

Slide 4 - Slide

Opdracht:
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. Zorg dat je elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.

Veel succes!

Slide 5 - Slide

in the garden / Peter / yesterday / worked

Slide 6 - Open question

am going to see / I / that band / on Friday / in Tivoli

Slide 7 - Open question

this weekend / to go / do you want / to the cinema / ?

Slide 8 - Open question

will go / they / tomorrow / to the zoo / I think

Slide 9 - Open question

my parents / next week / won't go / probably / to work

Slide 10 - Open question

always / in the weekend / watches TV / my little brother

Slide 11 - Open question

Practice
Hoofdstuk 5:
les 2 1 t/m 12 
en 
les 5 1 t/m 11

Slide 12 - Slide