Paragraaf 4.2 Stad en platteland in India

Paragraaf 4.2 Stad en platteland in India
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 4.2 Stad en platteland in India

Slide 1 - Slide

Lezen
Basis: blz 58/59 stukjes boeren en landarbeiders en inkomen.
Kader: blz 58/59 stukjes boeren en landarbeiders en inkomen.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat de vier basisbehoeften van een mens zijn.
- Je kent het verschil tussen formele en informele sector.
- Je kunt de verstedelijking van India uitleggen.
- Je kunt oorzaken noemen van verschillen in rijkdom in India en dit herkennen.
- Je weet wat analfabetisme is, wat de gevolgen daar van zijn en wat er gedaan wordt om dit te verhelpen.
- Je kunt de begrippen bruto nationaal product en bruto nationaal per inwoner uitleggen.
- Je kunt het ontwikkelingspeil van India en Nederland uitleggen aan de hand van voorbeelden.
- Je kent de begrippen: basisbehoeften, analfabeet, informele en formele sector, verstedelijking, BNP, BNP per hoofd.

Slide 3 - Slide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 4 - Slide

Waarom spreken de Indiërs zo goed Engels?
A
Dat leren ze op school
B
India was vroeger een kolonie van de VS
C
India was vroeger een kolonie van Engeland
D
India ligt dichtbij Australie

Slide 5 - Quiz

Hoeveel graden wordt het kouder als je een kilometer omhoog gaat.
A
5
B
6
C
12
D
14

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we de periode wanneer er in India heel veel neerslag valt?
A
Herfst
B
Moesson
C
Winter
D
Zomer

Slide 7 - Quiz

Wat is de grootste godsdienst in India?
A
Christendom
B
Hindoeisme
C
Islam
D
Jodendom

Slide 8 - Quiz

Wie staan er onderaan in het kastenstelsel?
A
Brahmanen
B
Dalits
C
Shudra's
D
Ajax-supporters

Slide 9 - Quiz

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 10 - Slide

Platteland
De meeste mensen in India wonen op het platteland. Ze verbouwen daar voedsel voor zichzelf en het beetje dat ze overhouden verkopen ze op de markt. Daarmee verdienen ze een beetje geld. 
Veel Indiers werken in de landbouw, daarmee verdienen ze vaak heel weinig geld. 

Slide 11 - Slide

Basisbehoeften
Een mens heeft vier basisbehoeften. 
Voedsel, huisvesting, zorg en onderwijs. 
Iedereen moet elke dag voldoende kunnen eten en drinken, een dak boven zijn hoofd hebben, naar de dokter kunnen als dat moet en naar school kunnen om je te ontwikkelen. 
Niet iedereen in India heeft dit. 

Slide 12 - Slide

Arm of rijk
We mogen eigenlijk wel zeggen dat als je dagelijks aan alle vier de basisbehoeften kunt voldoen, dat je rijk bent. Helaas is dat niet zo voor een heleboel mensen. 

Slide 13 - Slide

Vraag
Hiernaast bijna dezelfde auto als die van meneer Smit. 
Het is een Opel, geen Audi of Ferrari. Maar toch vinden veel mensen dat je, als je deze auto kunt betalen, je rijk bent. Bepaal voor jezelf of je dat ook vindt. 
Kijk goed naar de prijs, en onthoud deze.

Slide 14 - Slide

BNP
Van landen kunnen we ook zien of ze rijk zijn of niet.
We kijken dan naar het BNP, het bruto nationaal product.
Dat is kort gezegd: al het geld dat er in 1 jaar tijd in een land wordt verdiend. 
India heeft een heel hoog BNP. 
De VS hebben het hoogste BNP, gevolgd door India en China. Landen met veel inwoners hebben vaak een hoog BNP. Dat wil niet zeggen dat ook iedereen rijk is. Nederland staat op plek 23. Terwijl wie niet zoveel inwoners hebben. 

Slide 15 - Slide

BNP per hoofd
We kunnen om rijkdom in een land te meten, beter kijken naar het BNP per hoofd.
Dat is het BNP gedeeld door alle inwoners. Hiernaast ziet de tabel er dan anders uit dan de vorige. 
We zien India niet in de top 30. In Quatar verdient een inwoners jaarlijks 102000 dollar. Een Nederlander 43.300 dollar, dat is omgerekend bijna 40.000 euro. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Arm of rijk?
De auto van meneer Smit is omgerekend 19381 dollar waard. Kijk in de tabel hiernaast welk land ongeveerd net zo'n BNP per hoofd heeft. 
De auto van meneer Smit is dan net zoveel waard als iemand zijn jaarinkomen. 
Ben je dan rijk of arm?
Kijk op de volgende slide wat het BNP per hoofd van India is. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Bestaansmiddelen
Waar mensen werken noemen we bestaansmiddelen.
Die verdelen we in drie sectoren: 
1. Landbouw, visserij en mijnbouw, 
2. Industrie. 3. Dienstensector.
In India werken veel mensen in de landbouw. In Nederland werken de meeste mensen in de dienstensector.
Veel Indiers werken in de landbouw, ze verbouwen voedsel voor hun gezin en wat ze overhouden verkopen ze. Op het plaatje zie je een Indier ploegen met zijn ossen. Veel boeren hebben geen geld voor landbouwmachines. 

Slide 20 - Slide

Rijke en arme landen
In rijke landen werken er veel mensen in de dienstensector.
In arme landen juist veel mensen in de landbouw. Er is geen geld voor landbouwmachines. 
Op de kaart zie je een aantal landen en de bestaansmiddelen.
In de VS veel mensen in de dienstensector, de VS zijn rijk. In Nigeria veel mensen in de landbouw. Nigeria is een arm land.

Slide 21 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 22 - Slide

Wat zijn de vier basisbehoeften van een mens?
A
Wifi, voedsel, zorg en geld
B
Mobieltje, wifi, onderwijs en onderdak
C
Zorg, voedsel, onderwijs en onderdak
D
Zorg, wifi, geld en onderwijs

Slide 23 - Quiz

Wat is de betekenis van BNP?
A
Binnenlands Nederlands Product
B
Bruto Nationaal Product
C
Bruto Nieuw Product
D
Buitenlands Nationaal Product

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we de drie bestaansmiddelen?
A
Landbouw, industrie en toerisme
B
Toerisme, industrie en horeca
C
Voetbal, horeca en diensten
D
Landbouw, industrie en diensten

Slide 25 - Quiz

In welke sector werken de meeste Indiërs?
A
1ste: landbouw, visserij en mijnbouw
B
2de: industrie
C
3de: dienstensector
D
Veel Indiërs werken niet

Slide 26 - Quiz

En nu?
Check of alle behandelde leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 2.
Bekijk de filmpjes over dit onderwerp. 

Slide 27 - Slide

Paragraaf 4.2 Stad en platteland in India d2

Slide 28 - Slide

Lezen
Basis: blz 58/59 stukjes leven in de stad en ongelijkheid
Kader: blz 58/59 stukjes leven in de stad en ongelijkheid

Slide 29 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat de vier basisbehoeften van een mens zijn.
- Je kent het verschil tussen formele en informele sector.
- Je kunt de verstedelijking van India uitleggen.
- Je kunt oorzaken noemen van verschillen in rijkdom in India en dit herkennen.
- Je weet wat analfabetisme is, wat de gevolgen daar van zijn en wat er gedaan wordt om dit te verhelpen.
- Je kunt de begrippen bruto nationaal product en bruto nationaal per inwoner uitleggen.
- Je kunt het ontwikkelingspeil van India en Nederland uitleggen aan de hand van voorbeelden.
- Je kent de begrippen: basisbehoeften, analfabeet, informele en formele sector, verstedelijking, BNP, BNP per hoofd.

Slide 30 - Slide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 31 - Slide

Wat zijn de vier basisbehoeften van een mens?
A
Wifi, voedsel, zorg en geld
B
Mobieltje, wifi, onderwijs en onderdak
C
Zorg, voedsel, onderwijs en onderdak
D
Zorg, wifi, geld en onderwijs

Slide 32 - Quiz

Wat is de betekenis van BNP?
A
Binnenlands Nederlands Product
B
Bruto Nationaal Product
C
Bruto Nieuw Product
D
Buitenlands Nationaal Product

Slide 33 - Quiz

Welk land heeft het hoogste BNP?
A
China
B
India
C
Friesland
D
VS

Slide 34 - Quiz

In welke sector werken de meeste Indiërs?
A
1ste: landbouw, visserij en mijnbouw
B
2de: industrie
C
3de: dienstensector
D
Veel Indiërs werken niet

Slide 35 - Quiz

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 36 - Slide

Herhalen
Vier basisbehoeften.
BNP.
BNP per hoofd.

Slide 37 - Slide

Trek naar de stad
Veel mensen in arme landen trekken naar de stad. Zo ook in India. Deze mensen zijn op zoek naar een beter bestaan. 
Zo ontstaat er verstedelijking. De steden in India groeien als kool. 

Slide 38 - Slide

Informele sector
Veel mensen die naar de steden trekken kunnen niet lezen en schrijven, ze zijn analfabeet. Ze komen aan het werk in de informele sector. Ze krijgen baantjes als schoenenpoetser of vuilraper. Ze betalen geen belasting, maar bouwen ook geen pensioen op. 

Slide 39 - Slide

Slums
Veel mensen die naar steden trekken komen terecht in sloppenwijken. In India noemen we die slums. Door de trek naar de stad en de grote bevolkingsgroei, ontstaan er sloppenwijken. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Ongelijke kansen
Als je naar school bent geweest in India, heb je veel meer kans op een baan. Zeker als je Engels spreekt. De analfabeten zijn vrijwel kansloos om een goede baan te krijgen. 
Hier boven een kaartje met analfabetisme in de wereld. India is oranje gekleurd. Tussen de 40 en 59% is daar analfabeet. 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Ontwikkelingspeil
Het BNP per hoofd, de basisvoorzieningen en bestaansmiddelen zeggen iets over het ontwikkelingspeil. Als we ze gaan vergelijken dan is Nederland veel verder ontwikkelt dan India. 

Slide 44 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 45 - Slide

Wat zijn de vier basisbehoeften van een mens?
A
Wifi, voedsel, zorg en geld
B
Mobieltje, wifi, onderwijs en onderdak
C
Zorg, voedsel, onderwijs en onderdak
D
Zorg, wifi, geld en onderwijs

Slide 46 - Quiz

Wanneer is iemand analfabeet?
A
Als hij niet kan lezen
B
Als hij niet kan rekenen
C
Als hij niet kan rekenen en lezen
D
Als hij niet kan lezen en schrijven

Slide 47 - Quiz

Wat is de betekenis van BNP?
A
Binnenlands Nederlands Product
B
Bruto Nationaal Product
C
Bruto Nieuw Product
D
Buitenlands Nationaal Product

Slide 48 - Quiz

Hoe noemen we de drie bestaansmiddelen?
A
Landbouw, industrie en toerisme
B
Toerisme, industrie en horeca
C
Voetbal, horeca en diensten
D
Landbouw, industrie en diensten

Slide 49 - Quiz

Hoe noemen we een sloppenwijk in India?
A
Favela
B
Getto
C
Sloppenwijk
D
Slum

Slide 50 - Quiz

Wat hoort niet bij de informele sector?
A
Zelfgecreëerde baan
B
Geen belasting
C
Pensioenopbouw
D
Laag inkomen

Slide 51 - Quiz

En nu?
Check of alle behandelde leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 2.
Bekijk de filmpjes over dit onderwerp. 

Slide 52 - Slide