fictie young adult

fictie young adult


1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

fictie young adult


Slide 1 - Slide

🎯 Lesdoelen

De leerling kan uitleggen wat het genre Young Adult inhoudt.

De leerling leest een YA-fragment en beantwoordt inhoudelijke vragen.


Slide 2 - Slide

Les 1: kennismaken met YA

Slide 3 - Slide

Wat is Young Adult?

- Young Adult (YA) is fictie geschreven voor jongeren van 12 tot ongeveer 18 jaar.
Kenmerken van YA-verhalen:

Hoofdpersoon is meestal een tiener.

Thema’s: identiteit, liefde, vriendschap, keuzes, druk, school, thuis.

Vaak in de ik-vorm geschreven.

Toegankelijke taal, snelle gebeurtenissen, veel dialogen.

Komt vaak dichtbij de leefwereld van jongeren.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Pak nu je werkboekje

Slide 7 - Slide

Les 2 – Spanning & Perspectief 

De leerling herkent het vertelperspectief in een verhaal.

De leerling benoemt manieren waarop spanning wordt opgebouwd.

Slide 8 - Slide

🧠 Theorie: Vertelperspectieven en spanning
Vertelperspectieven:

Ik-perspectief: je leest vanuit de hoofdpersoon zelf ("Ik liep de kamer in...").

Hij/zij-perspectief: je leest over de hoofdpersoon, maar vanuit een verteller ("Zij keek naar buiten...").

Slide 9 - Slide

Spanningstechnieken:

Geheim houden van informatie

Open eindes van hoofdstukken (cliffhangers)

Flashbacks (terug naar het verleden)

Korte zinnen en veel actie

Dreiging: je weet dat er iets mis gaat

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

 Les 3 – Zelf een verhaal schrijven (deel 1)

Slide 12 - Slide

Doel: Leerlingen leren de bouwstenen van een fictief (YA-)verhaal en maken een begin aan hun eigen verhaal.

Slide 13 - Slide

👉 Wat hebben de verhalen die jullie tot nu toe gelezen hebben met elkaar gemeen?

Slide 14 - Mind map

mogelijke antwoorden op vorige slide

Slide 15 - Slide

 Een geheim, een hoofdpersoon die in de knoop zit, iets onverwachts, spanning, keuzes maken.

Slide 16 - Slide

De 5 bouwstenen van een fictief verhaal

Slide 17 - Slide

Hoofdpersoon – iemand met een probleem of verlangen

Setting – waar en wanneer speelt het zich af?

Probleem / conflict – wat gaat er mis of moet opgelost worden?

Ontwikkeling / spanning – hoe loopt het op?

Climax of open einde – wat is het hoogtepunt?


Slide 18 - Slide

 Stap 1 – Bedenken (10 minuten)
Je gaat nu nadenken over hun eigen fictieverhaal. :









Wie is jouw hoofdpersoon? (Naam, leeftijd, hobby’s, karakter)

Wat wil of moet hij/zij bereiken?

Wat of wie zit hem/haar in de weg?

Waar speelt het verhaal zich af? (School, bos, stad, vakantiehuis...)

Is er iets mysterieus of gevaarlijks? Wat maakt jouw verhaal spannend?

Slide 19 - Slide

 
Wie is jouw hoofdpersoon? (Naam, leeftijd, hobby’s, karakter)

Wat wil of moet hij/zij bereiken?

Wat of wie zit hem/haar in de weg?

Waar speelt het verhaal zich af? (School, bos, stad, vakantiehuis...)

Is er iets mysterieus of gevaarlijks? Wat maakt jouw verhaal spannend?

Slide 20 - Slide

Pak nu je werkblad

Slide 21 - Slide