8. Estar y tener

Buenos días
Cádiz
1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Buenos días
Cádiz

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
  • ¿Preguntas?

  • Los verbos estar y tener

  • ¡A practicar!

  • Los deberes


Cádiz

Slide 2 - Slide

¿Preguntas?
Er is geen vakbegeleiding waar je naartoe kan met vragen. Het is wel heel belangrijk dat je vragen die je hebt stelt.   
  • Iedereen werkt in zijn/haar eigen tempo. Gaat de uitleg online te snel voor je? Tip: de uitleg kan je terugkijken via de filmpjes in je module. In de volgende dia's deel ik de filmpjes met jullie. 
  • Schrijf samenvattingen in je eigen woorden om te kijken of je het begrepen hebt. Misschien is het wel helemaal niet duidelijk voor je? 
  • Dat geeft helemaal niet!
    Stuur gerust een mail via Magister, ik geef je graag extra uitleg.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Los verbos irregulares estar y tener
 Om in het Spaans te zeggen waar iets ligt of staat gebruik je het werkwoord estar (zijn). 
Je kan estar dus ook wel vertalen met: zich bevinden
Je hebt de
vorige periode al een ander werkwoord geleerd dat ook “zijn” betekent. 

1. Welk werkwoord is dat?
2. Wanneer gebruik je dat werkwoord?
zijn
hebben
irregular betekent onregelmatig. 
Je kan bij deze werkwoorden niet de standaard rijtjes gebruiken om ze te vervoegen. De vervoegen per persoon moet je dus goed oefenen.

Slide 6 - Slide

Los verbos irregulares estar y tener
 Om in het Spaans te zeggen waar iets ligt of staat gebruik je het werkwoord estar (zijn). 
Je kan estar dus ook wel vertalen met: zich bevinden
Je hebt de
vorige periode al een ander werkwoord geleerd dat ook “zijn” betekent. 

1. Welk werkwoord is dat? Het werkwoord ser (soy/eres/es/somos/sois/son)
2. Wanneer gebruik je dat werkwoord? SER gebruik je wanneer je iets beschrijft.
                                                                                  ESTAR gebruik je om te zeggen waar iets zich bevindt.

Voorbeelden:   La chica está en la clase.    (het meisje is in de klas)
                               La chica es amable.               (het meisje is aardig)
zijn
hebben
irregular betekent onregelmatig. 
Je kan bij deze werkwoorden niet de standaard rijtjes gebruiken om ze te vervoegen. De vervoegen per persoon moet je dus goed oefenen.

Slide 7 - Slide

De vervoegingen van estar en tener
Tener betekent hebben:       Tengo un perro                               (ik heb een hond)
                                                          Tengo una casa bonita               (ik heb een mooi huis)
Maar let op Spanjaarden gebruiken het werkwoord tener ook bij het zeggen van hun leeftijd:
                                                          Tengo doce años.                          (Ik ben 12 jaar oud)

Slide 8 - Slide

¡A trabajar!
3.5
A. Vul de juiste vorm van het werkwoord tener in. 
1. ¿Cuántos años ___________________tú?
2. Yo ____________________ 14 años.
3. Mi amigo _____________________ una casa muy grande.
4. ¿Pepe y tú ______________________ un jardín?
5. No, nosotros _______________________ un balcón.
6. El señor Perez _______________________ 46 años.
Oefen met deze onregelmatige werkwoorden door de volgende opdrachten te maken.

Slide 9 - Slide

¡A trabajar!
3.5
A. Vul de juiste vorm van het werkwoord tener in. 
1. ¿Cuántos años tienes tú?
2. Yo tengo 14 años.
3. Mi amigo tiene una casa muy grande.
4. ¿Pepe y tú tenéis un jardín?
5. No, nosotros tenemos un balcón.
6. El señor Perez tiene 46 años.
Oefen met deze onregelmatige werkwoorden door de volgende opdrachten te maken.

Slide 10 - Slide

Libro del alumno, página 35

Slide 11 - Slide

Libro del alumno, página 35
Las respuestas: 1E, 2D, 3B, 4C, 5A

Slide 12 - Slide

Libro del alumno, página 35

Slide 13 - Slide

Libro del alumno, página 35

Slide 14 - Slide

Libro de ejercicios,
página once

Slide 15 - Slide

Libro de ejercicios,
página once
o
as
amos
áis
an
habla
trabaja
preparo
viajo
compras
estudias
escuchamos
canta
baila
pasean
hablan

Slide 16 - Slide

Los deberes

Het huiswerk deze week bestaat uit een paar stappen. 
1. Zorg dat je het werkwoordenschema hebt overgenomen in je schrift. 
    (zie laatste dia)
2. Open je module (mi casa) op pagina 37 en klik op de afbeelding. 
3. Vul links een van de werkwoorden in zoals beschreven op pagina 37. 
4. Rechts vul je de tijd in: presente
5. Start oefening je gaat minimaal 10 minuten oefenen met het vervoegen. 

martes el diecinueve de enero, tercera hora
dinsdag negentien januari, 3e uur
TIP: het werkwoordenschema uit je schrift mag je als hulp gebruiken!

Slide 17 - Slide

Los deberes
Links kies je een van de werkwoorden in het groene vak. Dit is het werkwoord wat je gaat vervoegen.
Vervolgens vul je rechts 'presente' in. Klik op start oefening. Vul nu de juiste vervoegingen in. 

Slide 18 - Slide

Werkwoorden schema
Kijk goed bij welk rijtje het hele werkwoord hoort
- AR
-  ER
- IR
yo
O
O
O
AS
ES
ES
él / ella/ usted
A
E
E
nosotros
AMOS
EMOS
IMOS
vosotros
ÁIS
ÉIS
ÍS
ellos / ellas/ ustedes
AN
EN
EN

Slide 19 - Slide