Alle voorwerpen met een lading worden omringd door een elektrisch veld. Met dit veld kunnen geladen deeltjes krachten op elkaar uitoefenen. Hieronder zien we het elektrisch veld om een positieve en een negatieve lading schematisch afgebeeld. Bij de positieve lading geven we het veld weer met pijlen die van de lading af wijzen. Bij de negatieve lading wijzen de pijlen juist naar de lading toe.
Breng je ladingen
dichtbij elkaar, zullen
de vormen van de
velden ook veranderen.
Aantrekking
Afstoting + veld >> - veld
Slide 4 - Slide
Elektrische kracht
De sterkte van het elektrische veld noemen we de elektrische veldsterkte (E). Als een elektrisch veld werkt op een lading q, dan oefent dit veld een elektrische kracht uit gegeven door:
waarin:
Felek = elektrische kracht (N)
q = lading (C)
E = elektische veldsterkte (N/C)
De grootte van de elektrische kracht hangt af van de lading van deeltjes en de afstand tussen deze deeltjes. Dit verband wordt de zogenaamde wet van Coulomb genoemd:
waarin:
Felek = elektrische kracht (N)
f = constante van Coulomb (8,99·109 Nm2C-2)
q = lading (C)
r = afstand tussen ladingen (m)
Felek=r2fq1q2
Felek=qE
Slide 5 - Slide
Elektrische kracht
In de onderstaande afbeelding zien we een positieve lading q1 en een negatieve lading q2. Ook is er een positieve lading q toegevoegd. De lading q ondervindt een afstotende kracht van lading q1 en een aantrekkende kracht van lading q2. Hoe groot is de resulterende kracht die de lading q ondervindt ten gevolge van de andere ladingen?
Om de resulterende kracht te achterhalen, moet zowel reken- en tekenwerk verricht worden.
Met de berekende elektrische krachten kunnen die op schaal getekend worden.
Om uiteindelijk met behulp van een parallellogram kan de resulterende kracht getekend worden.
Slide 7 - Slide
Goniometrie
De resulterende kracht van de twee elektrische krachten zijn op twee manieren te berekenen:
1. Gebruik maken van een krachtenschaal
2. Gebruik maken van goniometrie.
Bij goniometrie maken we gebruik van een hoek tussen zijden binnen een driehoek. Dit werkt overigens alleen bij een driehoek waar twee zijden loodrecht op elkaar staan. In het voorbeeld van de elektrische krachten is dat niet het geval.
Weet je één zijde en een hoek (anders dan de loodrechte hoek natuurlijk), kan je alle andere zijden uitrekenen.
Een overzicht van alle mogelijkheden is te geven met een
voorbeeld. Hiernaast
is de zien dat de hoek
α een hoek van 90°
heeft. Stel dat de
hoek β 60° is.
Met de volgende regels zijn alle zijden te berekenen:
sin = sinus, cos = cosinus, tan = tangens.
o = overstaande zijde, a = aanliggende zijde, s = schuine zijde
sinα=so
cosα=sa
tanα=ao
Slide 8 - Slide
Goniometrie
Er moet een zijde bekend zijn, en dat kan bijvoorbeeld de aanliggende zijde zijn. Daarmee kan de overstaande zijde uitgerekend worden.
Met een a = 5, met de hoek β = 60°, kan de zijde o berekend worden:
Ook de zijde s kan uitgerekend worden:
Houd rekening met de volgende tips:
De OVERstaande zijde is de zijde die tegenOVER de hoek aanwezig is. Alsof je vanuit de hoek naar de OVERkant kijkt.
De AANLIGGENDe zijde is de zijde die letterlijk AAN de hoek zelf LIGt. Dus die zijde raakt de hoek.
Tegelijkertijd raakt de schuine zijde ook de hoek, maar die heeft al als enige schuine zijde de naam SCHUINE ZIJDE.
Verder zijn er ezelsbruggetjes voor de rekenregels:
sin: s.o.s. cos: c.a.s. tan: t.o.a.
tanα=ao→tan60=5o
→o=5⋅tan60=8,7
cosα=sa→cos60=s5
→s=cos605=10
Slide 9 - Slide
Goniometrie
Om dan de resulterende kracht van twee krachten uit te kunnen rekenen die loodrecht op elkaar staan, kan er dus gebruik gemaakt worden van goniometrie.
De hoek hier is 60°, en de
resulterende kracht kan
berekend worden met
behulp van bijvoorbeeld
de kracht F2,x. Stel dat die
kracht 20 kN bedraagt.
Wat is dan de grootte van
de resulterende kracht (de blauwe pijl)?
Op het eerste oog lijkt het alsof er niet veel mee te doen is, maar elke resulterende kracht is getekend met een parallellogram. Dat betekent dat binnen het parallellogram overstaande zijden gelijk aan elkaar zijn.
Dus de overstaande zijde van de hoek is gelijk aan F2,x.
We willen de schuine zijde s weten dus, moeten we gebruik maken van sinus.
sin60=so=FresF2,x
Fres=F2,x⋅sin60=20⋅103⋅sin60=1,7⋅104N
Slide 10 - Slide
Baan elektron om proton
Neem aan dat de baan van een elektron om de kern van een waterstofatoom (positief geladen proton) cirkelvorming is met een radius van 0,0529 nm. Hoe snel moet het elektron bewegen om in een baan om het proton te blijven bewegen zonder door het proton aangetrokken te worden?
In de volgende formules is het elektron met e afgekort, en het proton met p.
elektrische energie wordt omgezet in kinetische energie. Dit kan gebeuren tussen twee condensatorplaten.
Dit zijn metalen platen die op een afstand van elkaar staan en worden geladen door een batterij. Hierdoor ontstaat er een negatief geladen plaat
aan de ene kant en een positief geladen plaat aan de andere kant.
De formule voor het berekenen van de elektrische energie als gevolg van de spanning is te berekenen de formule:
waarin:
Eelek = elektrische energie (J)
q = lading (C)
U = spanning (V)
Eelek=qU
Slide 12 - Slide
Condensatorplaten
Stel dat een negatief geladen deeltje bij de negatief
geladen plaat gehouden wordt. Het zal afgestoten
worden door de negatieve plaat en naar de
positief geladen plaat bewegen. Daarvoor zal elektrische energie (Eelek) worden omgezet in kinetische energie (Ekin).
Wat is de snelheid van het deeltje bij een spanning van 12 V?
Eelek=qU
Ekin=21mv2
Eelek=Ekin
→qU=21mv2
→2qU=mv2
→v=√m2qU
→v=√9,109⋅10−312⋅1,602⋅10−19⋅12
→v=2,1⋅106m⋅s−1
Slide 13 - Slide
Opgaven
Opgave 1
Schets in de volgende twee afbeeldingen de elektrische veldlijnen. Neem de tekening zo goed mogelijk over in je schrift.
Opgave 2
Hieronder zien we wederom twee geladen bollen en het positief geladen punt a. De linker bol heeft twee keer zoveel lading als de rechter. Vind met een contructietekening de richting van het veld op punt a. Neem de tekening zo goed mogelijk over in je schrift.
Slide 14 - Slide
Opgaven
Opgave 3
Hiernaast zien we twee geladen bollen. De linker bol heeft twee keer zoveel lading als de rechter. Op de punten a en b wordt een positieve testlading geplaatst. Vind met een constructietekening de richting van het veld op punt a en b. Neem de tekening zo goed mogelijk over in je schrift.
Slide 15 - Slide
Opgaven
Opgave 4
Een leerling hangt twee pingpongballen op aan twee touwtjes met elk een lengte van 1,0 m. De touwtjes worden op dezelfde plek bevestigd aan het plafond. De pingpongballen, met elk een massa van 20 g, worden omhuld met wat aluminium folie en worden voorzien van eenzelfde lading Q.
Hierdoor stoten de twee ballen elkaar af en ontstaat er een hoek van 20 graden tussen de touwtjes (zie afbeelding hiernaast).
Opgave 4 (vervolg)
a. Construeer (teken) de
spankracht.
b. Bepaal de elektrische
kracht die de bolletjes
op elkaar uitoefenen.
c. Bereken de onderlinge
afstand tussen de bolletjes.
d. Bereken de grootte
van de lading Q.
e. Bereken het elektrische
veld.
Slide 16 - Slide
Opgaven
Opgave 5
Een persoon plaatst een O2--ion met een massagetal van 16 tussen twee condensatorplaten die onder een kleine spanning van 10 nV staan, zie de onderstaande afbeelding. Voor het elektrisch veld E tussen twee platen met afstand d onder een spanning U geldt:
Bereken hoe groot de afstand
tussen de platen moet worden
om het zuurstofion te laten
zweven.
Opgave 6
Een waterstof atoom bestaat uit een elektron dat in een cirkelbaan beweegt om een proton. In zijn grondtoestand maakt het elektron een cirkelbaan met een straal van 0,0529 nm.
a. Bereken het elektrische veld dat het elektron ondervindt van het proton.
b. Laat zien dat de snelheid van het elektron gegeven wordt door:
Bereken hiermee de snelheid.
Hint: e = lading elektron (BINAS T 7A), me = massa elektron (BINAS T 7B)
E=dU
v=√rmefe2
Slide 17 - Slide
Opgaven
Opgave 7
Een onderzoeker wil de snelheid meten van protonen afkomstig uit een radioactieve bron. Hij doet dit door protonen af te laten remmen in een elektrisch veld. De onderzoeker gebruikt hiervoor twee condensatorplaten.
Opgave 7 (vervolg)
Tussen de platen bevindt zich een diffuus gas dat oplicht als er protonen doorheen schieten. Hiermee kan worden gezien of het proton de andere zijde van de condensator kan bereiken of dat het proton eerder al tot stilstand komt. Het blijkt dat het proton net de overkant van de condensator bereikt bij een spanning van 800 V.
Bereken de oorspronkelijke snelheid van het proton.