1TH - Unit 3 - lesson 2 - comparisons

Welcome!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Welcome!

Slide 1 - Slide

This class:
- Last class
- Degrees of comparisons

Goal: at the end of this class you'll know how to compare things in English

Slide 2 - Slide

Degrees of comparisons 
trappen der vergelijking

Slide 3 - Slide

zegt iets over een zelfstandig naamwoord
(dus over een mens, dier, plant of ding)
een bijvoeglijk naamwoord 
het mooie meisje
de snelle auto
de schattige hond

Slide 4 - Slide

Als iets net zo groot, mooi, lekker, snel als iets anders is zeg je :
 As ..................... as
This dog is as cute as that one

Slide 5 - Slide

als we dingen vergelijken en iets of iemand is groter / sneller/ leuker / mooier/ lekkerder enz. dan noemen we dat de : vergrotende trap
           groot                 groter

Slide 6 - Slide

in het Engels zet je dan -er achter het woord 
small - smaller
fast - faster
high - higher
       small           smaller

Slide 7 - Slide

Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than

Slide 8 - Slide

Here is Emily. She's six years old. Her brother is nine, so he is...........
A
old
B
older
C
olden
D
oldest

Slide 9 - Quiz

Als we dingen vergelijken en iets is het mooist/ grootst/ lekkerst/leukst enz dan noemen we dit de overtreffende trap
           groot                 groter                 grootst

Slide 10 - Slide

in het Engels zet je dan -est achter het woord 
fastest 
smallest
highest
               small       smaller    smallest

Slide 11 - Slide

Voor het woord + est zet je dan the
This is the smallest dog they have

Slide 12 - Slide

He is ................. man in our village.
A
strongest than
B
stronger than
C
the strongest
D
the stronger

Slide 13 - Quiz

He has .......... car in our family.
A
faster than
B
the faster
C
fastest than
D
the fastest

Slide 14 - Quiz

er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
  • beautiful
  • intelligent
  • wonderful
  • exciting
  • difficult

Slide 15 - Slide

Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
  • more beautiful
  • more intelligent
  • more wonderful
  • more exciting

Slide 16 - Slide

This dog is more beautiful
than that dog

Slide 17 - Slide

Bij deze lange woorden maak je de overtreffende  trap door most voor het woord te zetten
  • most beautiful
  • most intelligent
  • most wonderful
  • most exciting

Slide 18 - Slide

This is .............
exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter

Slide 19 - Quiz

my sister has ...................
hobby in the world.
A
the most interesting
B
the more interestinger
C
the interestingest
D
the most interstingest

Slide 20 - Quiz

He is .......... teacher in the country.
A
the goodest
B
gooder than
C
the best
D
better than

Slide 21 - Quiz

3 Uitzonderingen:
woorden die eindigen op een griekse y
bijv : ugly, lazy, early, heavy
Bij de vergrotende trap verdwijnt de -y
en komt er -ier achter
1

Slide 22 - Slide

woorden die eindigen op een griekse y
Bij de overtreffende trap verdwijnt 
de -y en komt er -ier achter
1
an ugly dog 
an uglier dog
the ugliest dog

Slide 23 - Slide

2
woorden die eindigen op -e
bijv : safe, nice, large
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord

Slide 24 - Slide

2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog

Slide 25 - Slide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
bijv : big , fat, hot
Bij de vergrotende trap verdubbelt de medeklinker + er
bigger/ fatter/ hotter

Slide 26 - Slide

Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de overtreffende trap verdubbelt de medeklinker + est
         
a fat dog
a fatter dog
the fattest dog

Slide 27 - Slide

Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :


  • much/many - more - most
  • little/ few - less - least
  • bad - worse - worst
  • good - better - best

Slide 28 - Slide

een aantal woorden van 2 lettergrepen krijgen ook more en most
bijvoorbeeld famous en boring

Slide 29 - Slide

This dog is more famous
than that dog

Slide 30 - Slide

.... than hell.
A
BETTER
B
HOTTER
C
HOTTEST
D
WORSE

Slide 31 - Quiz

What doesn´t kill you makes you ... stand a little ...
A
stronger smaller
B
stranger taller
C
stronger higher
D
stronger taller

Slide 32 - Quiz

I know I can treat you ...

than he can.
A
nicer
B
best
C
better
D
well

Slide 33 - Quiz

I've got one ... problem without you.
A
MORE
B
BIGGER
C
FEWER
D
LESS

Slide 34 - Quiz

Baby get ...
A
HIGHER
B
BETTER
C
STRONGER
D
SMARTER

Slide 35 - Quiz

I know a place where the grass is really ....

Slide 36 - Open question

May the ... of your todays be the ... of your tomorrows

Slide 37 - Open question

I want to be more ... friends

Slide 38 - Open question

More than friends
THAN = DAN- bij vergelijking
THEN = TOEN bij tijd/volgorde

Slide 39 - Slide

What degrees of comparison do you hear?
Work it Make it Do it Make us ... ... ... ...

Slide 40 - Open question

Now that you're out of my life I'm so much better
You thought that I'd be weak without you, but I'm 1 ...
You thought that I'd be broke without you, but I'm 2 ...
You thought that I'd be sad without you, I laugh 3 ...
Thought I wouldn't grow without you, now I'm 4 ...
Thought that I'd be helpless without you, but I'm 5 ...

Slide 41 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van: small

Slide 42 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van: lucky

Slide 43 - Open question

Geef de vergrotende en overtreffende trap van: serious

Slide 44 - Open question

Compare these dogs
strong
big
cute
friendly
colour

Slide 45 - Slide

Compare the old and new Jos Stone

Slide 46 - Open question

make a comparison

Slide 47 - Open question

Compare this room to yours. What are the differences & similarities? Tell your partner! 

Slide 48 - Slide

HOMEWORK
Unit 3 - lesson 2:
ex. 5, 6, 7
Study: words and expressions U3 Lesson 2 & 3

Slide 49 - Slide

Wat weet jij van trappen
van vergelijking

Slide 50 - Mind map