Organismen hebben
plaatsen waar zij leven.
Eekhoorns wonen niet op het strand, meeuwen niet in een bos.
Gebied waar de omstandigheden het beste zijn: leefomgeving.
Voorbeelden van leefomgevingen: woestijn, bos, strand, stad.
Afhankelijk van twee soorten invloeden:
Levende invloeden, ook wel biotische factoren genoemd.
Niet-levende invloeden, ook wel a-biotische factoren genoemd.