Vouloir en pouvoir zijn vaak hulpwerkwoorden. Er hoort dus vaak nog een ander werkwoord bij. 
Ik wil een ijsje kopen.                - Je veux acheter une glace. 
Mag ik deze jurk passen?    - Je peux essayer cette robe? 
Let op! In het Frans staan alle WW bij elkaar, ook in de vraagzin.