18 september 2023 2VG

Willkommen liebe Schüler
Deutsch

1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen liebe Schüler
Deutsch

Slide 1 - Slide

Inhalt
  1. Lernziel (leerdoel)
  2. Huiswerk controle
  3. Opdrachten bespreken 
  4. Herhaling grammatica
  5. Opdracht maken

Slide 2 - Slide

Heutiges Lernziel
(het leerdoel voor vandaag)
,,Aan het eind van de les kan ik het werkwoord sein, haben en werden in zinnen correct vervoegen.''

Slide 3 - Slide

Hausaufgabenkontrolle
(huiswerk controle)

Slide 4 - Slide

Wiederholung Grammatik
(herhaling grammatica)

Slide 5 - Slide

Vervoeg het werkwoord ,,haben''

Er .... sein Bein gebrochen.
A
habe
B
haben
C
hat
D
hatte

Slide 6 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,sein''

... Sie die Mutter von Peter?
A
Sind
B
sieht
C
sein
D
seit

Slide 7 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,haben'' und ,,sein''

Wir ... heute zu einem Geburtstag eingeladen. Lena ... ein Geschenk mitgebracht
A
haben, seid
B
sind, hat
C
haben, hatte
D
hat, sind

Slide 8 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,haben''

Du ... zwei Tanten und einen Onkel
A
hasst
B
hattest
C
hast
D
habst

Slide 9 - Quiz

Vervoeg de werkwoorden ,,haben'' en ,,sein''
er / sie / es ...
A
hat, seid
B
habt, seid
C
haben, sein
D
hat, ist

Slide 10 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,haben''

ich ..., du ..., er/sie/es ...
A
hast - haben - hat
B
habe - hast - hat
C
habe - hat - haben
D
haben - hast - hat

Slide 11 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,werden''

ich .... dieses Jahr 23 jahre alt
A
wird
B
werden
C
wirst
D
werde

Slide 12 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,werden''

Wir ... morgen nochmal darüber reden.
A
werden
B
wirst
C
werde
D
waren

Slide 13 - Quiz

Vervoeg het werkwoord ,,werden''

1. Wir ... 2. Ihr ... 3. sie/Sie
A
1. werden 2. werdet 3. werden
B
1. werdet 2. werden 3. werden
C
1. werd 2. wird 3. werden
D
1. wurde 2. werden 3. werdet

Slide 14 - Quiz

Meervoud van:
der Bruder

Slide 15 - Open question

Meervoud van:
das Mädchen

Slide 16 - Open question

het tegenovergestelde van:
der Junge

Slide 17 - Open question

het tegenovergestelde van:
die Frau

Slide 18 - Open question

het tegenovergestelde van:
groß

Slide 19 - Open question

Seite 50 im Buch
Schreibe mit Hilfe der Sprachmittel 4 korrekte Sätze auf.  Übersetzte sie ins niederländische.
(maak met behulp van ,,Sprachmittel'' 4 correcte zinnen. Vertaal ze in het Nederlands)

Slide 20 - Slide