spreken 3F/branchewerkstuk 29-04-2021

25162BLVM8A1
Spreken 3F/ werkstuk branche
1 / 13
next
Slide 1: Slide
MBO

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

25162BLVM8A1
Spreken 3F/ werkstuk branche

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Theorie spreken
Onderwerp en hoofdgedachte
samenhang
Verbanden en signaalwoorden
taalgebruik
plaatjes
- werken aan werkstuk branche

Slide 2 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp​

Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de gehele geschreven of gesproken tekst over gaat.​


Hoofdgedachte​
De hoofdgedachte beschrijft in één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt verteld.​
Vaak gebruik je het onderwerp of de hoofdgedachte als titel van je tekst. Aan de hoofdgedachte kun je soms zien om welke tekstsoort het gaat.



Slide 3 - Slide

Samenhang
Samenhang aanbrengen​ door inleiding, kern en slot en signaalwoorden​
Je weet wat je wilt vertellen. Die informatie moet je in de juiste volgorde presenteren. Je verhaal moet daarom een inleiding, kern en slot bevatten. Bekijk vooraf wat je al als inhoud hebt en waar je dat in je verhaal wilt plaatsen. Daarnaast denk je na over het verband in je presentatie of in het gesprek. Voor welk verband kies je? Hoe herkent de luisteraar dit? Welke signaalwoorden gebruik je? Laat je afbeeldingen of beelden zien die je verhaal ondersteunen? 

Slide 4 - Slide

Samenhang door signaalwoorden
Verband
Signaalwoord
Tijd
als, daarna, eerst, later, nadat, nu, sinds, terwijl, tijdens, toen, totdat,
uiteindelijk, vervolgens, voordat, vroeger, zodra, zolang
Opsomming
bovendien, daarnaast, en, ook, ten eerste ... ten tweede, tevens, verder, ten slotte
Tegenstelling
maar, hoewel, toch, echter, aan de ene kant ... aan de andere kant, daarentegen

Slide 5 - Slide

Samenhang
Verband
Signaalwoord
Vergelijking
evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e), zo
Oorzaak-gevolg
als gevolg daarvan, daardoor, door, doordat, dus, het gevolg is,
het komt door, hierdoor, waardoor, zodat, vanwege, te danken aan
Doel-middel
daarvoor, door middel van, om, met de bedoeling, om dat te bereiken, zodat, opdat, waarvoor

Slide 6 - Slide

Samenhang
Verband
signaalwoord
Probleem-oplossing
probleem, oplossing, manier, door, overlast, lastig, knelpunt, moeilijkheid, dilemma, vraagstuk, uitkomst, antwoord, helpen, handreiking, steun, maatregelen, maar, daarom, als ... dan, dus, om ... te
Reden/verklaring/argument
daarom, omdat, want, namelijk, dus, aangezien, dat blijkt uit, vanwege, immers

Slide 7 - Slide

Samenhang
Verband
signaalwoord
Voorwaarde
als, indien, mits, tenzij, in (/voor) het geval dat
Samenvatting/conclusie
samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar, dat

Slide 8 - Slide

Samenhang

Beeld en tekst

Een afbeelding bij een tekst maakt een tekst aantrekkelijker. Vaak heeft een afbeelding ook als functie de tekst te verduidelijken. Een afbeelding bij een tekst laat vaak al veel zien over de inhoud van de tekst. Soms is beeld zelfs belangrijker dan tekst.

Slide 9 - Slide

Taalgebruik
Welk soort taal je gebruikt tijdens je presentatie hangt af van je publiek (voor wie je de presentatie geeft) en het doel van een presentatie. ​

Houd rekening met:​
Hoe je je publiek aanspreekt (jij of u)​
Of je vaktaal gebruikt (weet je publiek wat je bedoeld?)​
Of je jongerentaal gebruikt (zitten er alleen jongeren in je publiek of ook mensen die het niet zullen begrijpen en/of op prijs stellen?)



Slide 10 - Slide

Plaatjes
Beeld en tekst​
Bij het geven van een presentatie werkt beeld erg ondersteunend. De luisteraar luistert naar je verhaal en ziet tegelijk je beelden. De luisteraar begrijpt je dan beter. Gebruik beelden als een filmpje, afbeeldingen van wat je vertelt, schema's, slides in een presentatieprogramma, infographics (informatieve illustratie met tekst en beeld). Op de volgende dia zie je een voorbeeld van een infographic over presenteren.

Slide 11 - Slide

Lichaamstaal
Houding ​
Zorg dat je een open houding hebt, niet je armen over elkaar doen, handen ondersteunen door gebaren​, voeten met een beetje tussenruimte naast elkaar.​
Contact en interactie met publiek​​
Kijk rond, maak oogcontact​
Intonatie​
Probeer op verschillende toonhoogtes te spreken en gebruik ook harder of zachter praten


Slide 12 - Slide

Aan het werk
  • Ga verder met je branchwerkstuk
  • maak je presentatie

Slide 13 - Slide