Startrekenen hoofdstuk 6 Geld

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Rekenen 

Hoofdstuk 6

Geld

Geld

Kijk goed naar de volgende euro biljetten en naar de bijhorende letter

A

C

B

D

Welk biljet is het minst waard?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welk biljet is het meeste waard?

1. A
2. B
3. C
4. D

Doel van deze les 

• Ik kan gepast betalen met contant geld
• Ik weet hoeveel wisselgeld ik terug moet geven
• Ik kan geldbedragen optellen door een rekenmachine te gebruiken

Sleep het geld wat je nodig hebt in het groene vak. Betaal gepast!

30,60

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!

€35,10

Ik moet € 117,35 betalen.

Sleep het juiste geld naar het oranje vak. 

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!

€22,-

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!

€27,05

Wat is wisselgeld?

1. Geld dat je gebruikt om iets te kopen.
2. Geld dat je terugkrijgt als je niet gepast hebt betaald aan de kassa.
3. Geld dat je aan je ouders geeft.
4. Geld dat je spaart voor later.

1. A
2. B

1. A
2. B

1. A
2. B

1. A
2. B

Bart wil het kleed en de
kaars kopen.
Hij heeft € 9 bij zich.
Heeft Bart genoeg geld bij zich?

1. Ja
2. Nee

Aya wil de brillenkoker en
de zonnebril kopen.
Ze heeft € 25 bij zich.
Heeft Aya genoeg geld bij zich?

1. Ja
2. Nee

Nicole wil de schoenen en
de tas kopen.
Ze heeft € 60 bij zich.
Heeft Nicole genoeg geld bij zich?

1. Ja
2. Nee

Afmaken

Verbeter alle bladzijden met omgevouwen hoeken. 

Maak hoofdstuk 6.

Ga daarna verder op studiemeter met Hoofdstuk 6