Thema 3 basisstof Mantelzorg


Nakijken
3.3
1 / 18
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson


Nakijken
3.3

Slide 1 - Slide

3.4 Zorgen voor jezelf en voor anderen

Slide 2 - Slide

Zelfzorg, mantelzorg en prosessionele zorg
• Zelfzorg: Is zorgen voor jezelf.
Bijvoorbeeld: je wast jezelf, je zorgt voor je eten.
• Mantelzorg: Is zorgen voor elkaar.
Je zorgt bijvoorbeeld voor je broertje, je vader helpt je met je huiswerk.
• Professionele zorg: Is zorgen als beroep.
Als je naar de huisarts gaat, de huisarts wordt betaald voor zijn werk.

Slide 3 - Slide

Zelfzorg als je ziek bent
Je kunt zelf veel doen om beter te worden. Je kunt kiezen voor een gezondere manier van leven. Je kunt bijvoorbeeld meer fruit eten of meer bewegen.
Je kunt een huismiddeltje gebruiken voor de klacht, bijvoorbeeld warme melk met honing drinken tegen de keelpijn.
Je kunt ook een geneesmiddel gebruiken. Bijvoorbeeld een pijnstiller.

Als de klacht heel ernstig is, is het beter om naar de huisarts te gaan.

Slide 4 - Slide

Mantelzorg als je ziek bent
Ook de mensen om je heen kunnen voor je zorgen. De familie of vrienden zorgen voor je eten en drinken. Je familie en vrienden houden je gezelschap. Door hun gezelschap kun je je vrolijker voelen.
Je kunt misschien even de pijn vergeten.

Als het nodig is, waarschuwen ze de huisarts. Je familie en vrienden helpen je om de raad van de huisarts op te volgen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

3.8 Professionele zorg

Slide 7 - Slide

Je huisarts
Soms zijn zelfzorg en mantelzorg niet genoeg om te genezen. Dan heb je professionele zorg nodig, bijvoorbeeld van je huisarts.
De huisarts luistert naar je klachten, hij of zij stelt vragen over je klachten. Je huisarts kan je lichaam onderzoeken, maar ook je bloed of je urine onderzoeken.
Daarna kan de huisarts je raad geven. Ook kan de huisarts je een recept geven voor een geneesmiddel.

De huisarts kan je ook doorsturen naar een specialist. Die weet veel van ziekten van een bepaald lichaamsdeel. Bijvoorbeeld een keel-, neus- en oorarts. Een kinderarts weet veel van kinderziekten en een chirurg doet kleine en grote operaties.

Slide 8 - Slide

Thuiszorg
Soms kunnen mensen niet voor zichzelf zorgen. Ze zijn ziek of oud. Dan komt iemand vanm de thuiszorg helpen. Bij de thuiszorg werken verpleegkundigen, gezinsverzorgenden en bejaardenverzorgenden.
Ook als een baby is geboren, is er thuiszorg.
Dan komt de kraamverzorgende.

Slide 9 - Slide

Geneesmiddelen
Je huisarts kan je een recept geven voor een geneesmiddel. Je gaat met het recept naar de apotheker, deze levert het geneesmiddel.
Geneesmiddelen kunnen je genezen. Geneesmiddelen kunnen ook gevaarlijk zijn. Bijvoorbeeld als ze niet voor jou zijn bedoeld.
Geneesmiddelen kunnen bederven. Na een tijdje zijn ze niet goed meer.

Slide 10 - Slide

Verzekering
Professionele zorg kost geld. Je bent daarvoor meestal verzekerd. Dat kan bij een ziektekostenverzekering. 1 keer per jaar kan je wisselen van ziektekostenverzekering (1 januari). De verzekering betaald de kosten van de professionele zorg.
Je betaald elke maand een bedrag voor de verzekering. Dat bedrag heet premie. Als je werkt, betaalt de werkgever meestal ook een gedeelte van de premie.

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Maken vragen basisstof 4

Slide 12 - Slide

Aan de slag!

Slide 13 - Slide

3.7 + 3.8 + 3.9  Verdieping

Slide 14 - Slide

Slechthorendheid
Veel oude mensen kunnen slecht horen. Dat hoort bij het ouder worden.
Soms zijn medicijnen de oorzaak van slechthorendheid. Door het vele lawaai van tegenwoordig gaan steeds meer mensen slechter horen. We noemen dat lawaaibeschadiging.

Als je de lengte van iets meet, gebruik je meters of centimeters. De sterkte van geluid meet je in decibellen, afgekort: dB. Als het helemaal stil is meet je 0 dB.
Als je thuis muziek hard draait is dat ongeveer 70 dB.

Bij lawaaibeschadiging gaat het niet om de sterkte van de geluiden. Ook belangrijk is hoe lang je harde geluiden hoort. Een kwartier harde muziek is niet erg, een paar uur wel.
Een koptelefoon op zijn hardst geeft na een kwartier al schade!

Slide 15 - Slide

Een geneesmiddel gebruiken
Soms krijg je van je arts een recept voor een geneesmiddel. Daarmee ga je naar de apotheek. De arts en apotheker vertellen hoe je het geneesmiddel moet gebruiken. Sommige geneesmiddelen kun je kopen zonder recept. Daarvoor kun je naar de apotheek of naar de drogist gaan.

Bij elk geneesmiddel zit een bijsluiter. Daarop staat waarvoor het geneesmiddel geschikt is. Voor sommige mensen is het beter een geneesmiddel niet te gebruiken. Dat staat ook op de bijsluiter. En op de bijsluiter staat waarop je speciaal moet letten.

Je moet de bijsluiter goed lezen! Op elke bijsluiter staan de volgende dingen:
Werking, toepassing, bijwerkingen, waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen, wisselwerking met andere geneesmiddelen, dosering en wijze van gebruik en bewaring en houdbaarheid.

Slide 16 - Slide

Inentingen
Bijna alle kinderen in Nederland worden ingeent. In het eerste jaar krijgen ze vier keer een DKTP-prik. Dan krijgen ze verzwakte ziekteverwekkers tegen vier ziekten.
Die vier ziekten zijn: Difterie, kinkhoest, tetanus en polio.

In de jaren daarna krijgen ze twee keer een BMR-prik en DTP-prik. De BMR-prik werkt tegen de bof, mazelen en rode hond.

Al deze infectieziekten zijn ernstige ziekten. Vroeger stierven veel kinderen door bijvoorbeeld difterie. Difterie is een keelziekte. Kinderen stierven door verstikking.

Slide 17 - Slide

Inentingen (2)
Polio noemen we ook wel kinderverlamming. Door polio kun je voor de rest van je leven verlamd worden.
Rodehond is gevaarlijk voor zwangere vrouwen. Het kind kan dan ernstige oogkwalen of hartklachten krijgen.
Al deze ziekten komen in Nederland bijna niet meer voor. Soms worden enkele kinderen toch ziek. Die zijn waarschijnlijk niet ingeent. Sommige mensen laten hun kinderen niet inenten, hun geloof verbiedt dat.

Slide 18 - Slide