4m 6.4 Biologisch evenwicht

6.4 - Biologisch evenwicht
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.4 - Biologisch evenwicht

Slide 1 - Slide

Deze les
herhaal-vragen koolstof/stikstof
BVJ 3e klas - 6.4 Biologisch evenwicht
vragen over deze basisstof
Dierentuin-boekje terug

Slide 2 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 3 - Slide

Stikstofkringloop

Slide 4 - Slide

checkvragen vorige basisstof

Slide 5 - Slide

Met welke letter wordt
koolstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 6 - Quiz

Brengen reducenten koolstof terug in de koolstofkringloop?
A
nee
B
ja, als koolstofdioxide
C
ja, als koolhydraten
D
ja, als glucose

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt in de voedselketens koolstof doorgegeven in de koolstofkringloop?
A
als koolstofdioxide
B
alleen als glucose
C
als energierijke stof
D
alleen als eiwitten

Slide 8 - Quiz

Met welke letter wordt
stikstof altijd aangegeven?
A
C
B
N
C
O
D
H

Slide 9 - Quiz

Brengen reducenten stikstof terug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als ammoniakgas
D
ja, als eiwit

Slide 10 - Quiz

BVJ 3e klas 6.4 biologisch evenwicht

Slide 11 - Slide

Ecologie:  het bestuderen van alle relaties 
tussen organismen en hun milieu (leefomgeving)
Organisme = één enkel levend wezen.

Biotische factoren
invloeden afkomstig van de levende natuur.

Abiotische factoren 
invloeden afkomstig van de levenloze natuur.

Levenloze natuur 
natuur die nog nooit geleefd heeft.

Slide 12 - Slide

Begrippen:

  • biotische factoren
    bijv. roofdieren

Slide 13 - Slide

Begrippen:

  • abiotische factoren
    bijv. Wind

Slide 14 - Slide

Begrippen:


  • individu

Slide 15 - Slide

Begrippen:


  • populatie
    die zich onderling
    voortplanten

Slide 16 - Slide

Begrippen:

  • levensgemeenschap
    versch. soorten die samen leven

Slide 17 - Slide

Begrippen:

  • ecosysteem
    alle abiotische factoren en alle populaties samen

Slide 18 - Slide

Niveaus van Ecologie
1. Individu (Een olifant)
2. Populatie (kudde olifanten in een bepaald gebied)
3. Levensgemeenschap (populatie olifanten met populatie leeuwen in een bepaald leefgebied)
4. Eco-systeem: Alle biotische en a-biotische factoren (biotoop) samen in een bepaald gebied (vb. in Nederland sloot, bos, duingebied en heideveld)

 

Slide 19 - Slide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht

Slide 20 - Slide

Begrippen:
  • biologisch evenwicht
  • optimumkromme
tolerantiegebied

Slide 21 - Slide

Waarom kan er geen pinguïnpopulatie in het Henschoter meer overleven?

Slide 22 - Slide

Waarom kan er geen pinguïnpopulatie in het Henschoter meer overleven?
Alle redenen die de hoeveelheid individuen in een populatie bepalen, kan je indelen in twee groepen:

Biotisch:
                   - Hoeveelheid voedsel
                                     - Natuurlijke vijand
                                     - Ziekteverwekkers
Abiotisch:                - Bodemgesteldheid
                                     - Klimaat (temperatuur, licht, lucht, neerslag)
Alle levende invloeden
Alle niet-levende invloeden

Slide 23 - Slide

Aan het werk

Lees de lesstof van 6.4
Maak opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 7
Maak de samenvatting van 6.3 af en lever deze in
Klaar?
Check of je 6.1 t/m 6.3 af hebt
Maak de test jezelf van de basisstoffen
Oefen op biologiepagina.nl

Slide 24 - Slide

PO Duurzaamleven
Inleveren 17 juni
Gebruik thema 7! Je krijgt punten als je het verband legt tussen de adviezen die je geeft en 

Slide 25 - Slide

Welke van de volgende stoffen is biotisch?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
water
D
glucose

Slide 26 - Quiz

Welke van de volgende stoffen is abiotisch?
A
zetmeel
B
water
C
eiwit
D
glucose

Slide 27 - Quiz

Wat is een biologisch evenwicht?

A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 28 - Quiz

Wat is een ecosysteem?
A
Biotische factoren in een bepaald gebied
B
A-Biotische factoren in een bepaald gebied
C
Biotische en A-biotische factoren in een bepaald gebied
D
Geen factoren in een bepaald gebied

Slide 29 - Quiz

Wanneer is sprake van een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte verandert niet meer.
B
Er zijn evenveel rupsen en koolmezen.
C
De populatiegrootte schommelt langdurig rond een waarde.
D
Biotische en abiotische factoren zijn optimaal.

Slide 30 - Quiz

Wat is een levensgemeenschap?
A
Alle abiotische factoren samen, zoals water en zonlicht
B
Al het leven in een specifiek land
C
Alle biotische factoren samen, dus alle planten, dieren, schimmels en bacteriën in een omgeving
D
Abiotische factoren die van invloed zijn op het individu

Slide 31 - Quiz

Dierentuinboekje
Je krijgt je boekje terug
Maak alles af en netjes
Staafdiagram met pen gedaan? Opnieuw op een ruitjesblaadje met potlood en geo en in het boekje plakken

Slide 32 - Slide