Herhalen les 2

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • etui
  • Kern + schrift
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 1D! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • etui
  • Kern + schrift

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lezen in je leesboek!

Slide 3 - Slide

Vandaag ...
  • Herhalen H58 
  • Nakijken
  • Aan de slag!
Doelen van de les: 
• Je weet welke tekstverbanden tijd, opsomming en tegenstelling zijn en welke signaalwoorden erbij horen. 
• Je kunt tekstverbanden in een tekst herkennen aan de gebruikte signaalwoorden.

Slide 4 - Slide

H30 Hoofd- en bijzaken

  • onderwerp: waar de tekst over gaat (één of paar woorden)

  • hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst
        -> vind je vaak in de inleiding of slot, in kernzinnen van alinea's, titel en               tussenkopjes 

  • bijzaken: informatie die niet zo / minder belangrijk is, zou je weg kunnen laten
       -> vaak voorbeelden, toelichtingen, 


Slide 5 - Slide

H29 - Standaardtekststructuur

  • inleiding: eerste alinea('s)
                  aandacht trekken + onderwerp benoemen

  • kern: middenstuk, meerdere alinea's
                  kernzin: bevat de belangrijkste boodschap van de alinea.  Vaak de                        eerste, tweede of laatste zin.

  • slot: laatste alinea (heeft niet elke tekst)
                  conclusie, samenvatting of prikkelende stelling

Slide 6 - Slide

H37 Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
inleiding: 
  • aandacht trekken:
         - stel een vraag
         - geef een voorbeeld
         - kom met een opmerkelijk feit
         - vertel een anekdote
  • onderwerp introduceren



Slide 7 - Slide

H37 Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
middenstuk: 
  • verdeel het onderwerp in deelonderwerpen
  • bijvoorbeeld:
         - mening geven (ow) + verschillende argumenten (deelow)
         - gebeurtenis (ow) + wat is het/erna (deelow)
         - probleem (ow) + oplossingen (deelow)
         - vraag stellen (ow) + antwoorden (deelow)






Slide 8 - Slide

H37 Tekstopbouw: inleiding, kern en slot
slot: 
  • samenvatting of conclusie
  • terugkomen op wat je in de inleiding hebt gezegd





Slide 9 - Slide

Samengevat:

Informerende tekst: lezer iets 'leren'
Overtuigende tekst: lezer overtuigen
Opiniërende tekst: lezer kan zelf een mening vormen 
Activerende tekst: de lezer moet iets gaan doen 'in actie komen'
Amuserende tekst: lezer heeft vooral plezier bij het lezen

Slide 10 - Slide

H43: moeilijke woorden
Samengevat:
  • Je kunt de context gebruiken om de betekenis van het woord te achterhalen. 
  • Context: de samenhang van de hele tekst. Lees de woorden en zinnen om het woord heen. 

Slide 11 - Slide

Woordraadstrategieën
Met woordraadstrategieën kun je de betekenis van een onbekend woord via de context achterhalen:
  • een woord wordt in de zin of in de volgende zin uitgelegd; 
  • er staat een synoniem in de buurt; 
  • er staat een tegenstelling in de buurt; 
  • het woord heeft een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent; 
  • het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijv. uit een andere taal. 

Slide 12 - Slide

H57 - Signaalwoorden
Alinea's en zinnen staan niet zomaar achter elkaar. Ze hebben vaak een relatie met elkaar                        tekstverbanden.

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden. Deze woorden geven je een seintje: let op! Er is een verband in de tekst. 

Slide 13 - Slide

H58 - Tekstverbanden
Tijd: geeft de volgorde aan waarin iets gebeurt
  • signaalwoorden: voordat, nadat, eerst, vervolgens, daarna, toen, ten slotte, terwijl, wanneer, dan, dadelijk, intussen

  • Eerst stond Tineke op en maakte ze haar bed op. Vervolgens ging ze naar de keuken om ontbijt te maken.

Slide 14 - Slide

Tekstverbanden
Opsomming: noemt verschillende dingen die bij elkaar horen
  • signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, en, of, verder, ook, bovendien, daarnaast

  • Mijn buurjongens vinden veel dingen leuk. Ten eerste houden ze van lezen. Ook luisteren ze graag naar muziek en kijken ze met veel plezier films

Slide 15 - Slide

Tekstverbanden
Tegenstelling: geeft het tegenovergestelde aan van wat eerder is gezegd
  • signaalwoorden: maar, toch, daarentegen, echter, hoewel, integendeel, aan de ene kant ... aan de andere kant, enerzijds ... anderzijds, desondanks, terwijl 

  • Aan de ene kant vind ik het leuk om in een drukke stad te wonen, aan de andere kant verlang ik soms naar de rust van het platteland.

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Maak 
  • H60: opdr. 1 t/m 12 (blz. 124)
  • H18: opdr.  1 t/m 8 (blz. 41)
  • Een samenvatting
  • Oefenbladen

Werk zelfstandig in stilte of overleg op fluitertoon met degene naast je.


timer
15:00

Slide 17 - Slide