tegenwoordige tijd en verleden tijd

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

tegenwoordige tijd en verleden tijd

les 

Dictee

Spelling: tegenwoordige tijd en verleden tijd.

dictee

Je hebt nodig:

dicteeschrift

potlood/pen

gum

tafel verder leeg!

denk aan de klankgroepen

verdeel de woorden in klankgroepen

Sterke werkwoorden:

Sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden veranderen vaak van klinker in de verleden tijd. Ze volgen geen vast patroon, daarom moet je ze uit je hoofd leren. 

Zwakke werkwoorden:

Voeg een vaste uitgang toe aan de stam bij de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

Voorbeeld: werken - werkte - gewerkt.

Lopen:

Verleden tijd: liep

Voltooid deelwoord: gelopen

Schrijven:

Verleden tijd: schreef

Voltooid deelwoord: geschreven

Eten:

Verleden tijd: at

Voltooid deelwoord: gegeten

Dictee

geniale

de chorizo

de slimmerd

Zij luidde

Het antieke kastje stond in de logeerkamer.

Geniale: ik verdeel het woord in klankgroepen. Aan het eind van de klankgroep hoor ik /ee/. dit is een lange klank. Ik schrijf 1 letter net als bij krekel. Net als baviaan. Ik hoor de /j/. Ik schrijf hem niet. Ik hoor /aa/ . dit is een lange klank dus 1 letter net als? 

De Chorizo: net als pechvogel, woorden met ch zijn weet woorden. /oor/ lange klank 1 letter net als krekel. ik hoor /ie/ en schrijf i. net als bizon.

De slimmerd: /i/ korte klank dus verdubbeling net als kikker. /erd/ aan het eind leer ik uit mijn hoofd. 

zij luidde: persoonsvorm verleden tijd. zwak ww, ik vorm +te.

Het antieke kastje stond in de logeerkamer. Stond sterk werkwoord, de klank veranderd. net als hond. Logeerkamer net als stokstaart Ik luister naar de losse woorden. logeer verdelen in klankgroepen. ik hoor /oo/ lange klank dus geen verdubbeling net als krekel. ik hoor /zj/ net als page ik schrijf g. ik schrijf /ee/

kamer, lange /aa/ dus 1 m, net als krekel. 

stond net als hond, klankverandering sterk werkwoord. 

doel

Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd vervoegen.  

't kofschip x

Denk aan de regels die hier van toepassing zijn. 

(helpen) ik .........graag in het huishouden

Ik .......graag in het huishouden

Groeien: De plant …… heel snel tijdens de zomer. groeide

Blozen: Zij ….. toen ze een compliment kreeg. bloosde

Helpen: Hij ….. zijn vriend met het huiswerk. hielp

Herhalen: jij ……. de uitleg voor de klas. herhaalde

Nieten: De secretaresse ….alle documenten samen. Niette

Schrijf op tegenwoordige en verleden tijd.

Groeien: Max …… heel snel. 

Blozen: Zij ….. toen ze een compliment kreeg. 

Helpen: Ik  ….. mijn vriend met het huiswerk.

Herhalen: jij ……. de uitleg voor de klas. 

Nieten: Ik  ….alle documenten samen. 

ik help-ik hielp

hij groeit- groeide

zij bloost- bloosde

jij herhaalt - herhaalde

ik niet- ik niette

oefenen

tegenwoordige tijd en verleden tijd

 ( lopen)1. De hond .......snel naar het park. (sterk werkwoord)

( lezen )2. Zij ........ een spannend boek. (sterk werkwoord)

 ( schrijven) 3. Hij ........ een lange brief. (sterk werkwoord)

 ( eten) 4. Wij.......een heerlijke maaltijd. (sterk werkwoord)

 ( drinken)5. Jullie ..... verse jus d'orange. (sterk werkwoord)

6. Ik hielp mijn moeder in de tuin. (sterk werkwoord)

7. Hij maak de tafel schoon. (zwak werkwoord)

8. Zij kookten de soep. (zwak werkwoord)

9. Wij speelden een spelletje. (zwak werkwoord)

10. Jullie werkten hard aan het project. (zwak werkwoord

tegenwoordige tijd en verleden tijd

T6. ( maak) Ik ...... met mijn moeder in de tuin schoon. 

7. ( maken) Hij ........ de tafel schoon. (zwak werkwoord)

8. ( koken) Zij ........... de soep. (zwak werkwoord)

9. ( spelen)Wij .......... een spelletje. (zwak werkwoord)

10. ( werken) Jullie ........ hard aan het project. (zwak werkwoord)

 extra oefening tegenwoordige tijd

1.  (springen)De kat ....... op de bank. (sterk werkwoord)

2(lezen). Zij ...... een interessant artikel. (sterk werkwoord)

3.( schrijven) Hij .......... een e-mail. (sterk werkwoord)

4.( eten) Wij ........ samen aan tafel. (sterk werkwoord)

5. ( helpen)Jullie ........ de leraar met de voorbereidingen. (sterk werkwoord)

werkboek

werkboek

pen/potlood

gum

tafel verder leeg!

Werkboek: blz 13

Oefening1 . welke werkwoorden horen erbij. Kijk goed naar het plaatje!

tegenwoordige tijd        verleden tijd

jij vist                                  jij viste

zij blaast                            zij blies

Oefening 2.

Oefening 3.

oefening 1. verleden tijd                 tegenwoordige tijd

zij........................                                       zij......................

het ..............................                              het ..................

oefening 2. welk woord hoort in de zin.

1. Laatst smul....wij van de rijpe kersen.................

2. Hidde valt net op het schoolplein en gisteren v....,,Sara,

3. Na het slaapfeesje was het een ra....in de woonkamer.

4. Een mer....is een denkbeeldige lijn van de noordpool

Fenne heeft mij een leuk kaartje gestuurd. Wat  is zij een lie...d!

Oefening 3. Welk werkwoord hoort erbij?

1. Ik vermoed. wij vermoedden. 

2. Ik wacht. wij........................

3. ik doe. wij............................

4. ik juich. wij.............................. 

5. ik logeer  wij...............................

6. ik ben. wij..................................

nabespreking

werkboek blz 13. 

Heb je alles afgemaakt?

Waar loop je tegen aan?