NN1 Blok 4 les 15 ww-spelling VT-I

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Mijn telefoon zit in de telefoontas
  • Mijn oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 2 - Slide

Pak je laptop en:

  1. Ga naar Lesson Up en log in
  2. Leg je schrift op tafel
  3. start ook SOM op

Slide 3 - Slide

NN1 blok 4 les 15
ww-spelling VT-I

Slide 4 - Slide


Deze les:
  • Terugblik: ww-spelling TT
  • nakijken en bespreken huiswerk
  • Instructie ww-spelling VT
  • Oefenen met het werkblad
  • Evalueren hoe de les ging

Slide 5 - Slide


Terugblik:

De vorige les ging over werkwoordspelling tegenwoordige tijd (TT)

Slide 6 - Slide

Moeder .... (smeren) nog maar
een boterham met pindakaas
voor haar spruit.
A
smeert
B
smeren
C
smeerd
D
smeerde

Slide 7 - Quiz

Anton .... (lozen) zijn vrienden,
zodat hij de chocolade in zijn eentje kan opeten.
A
loozt
B
loost
C
loosde
D
loos

Slide 8 - Quiz

Na een dag hard werken, ....
(geuren) vader een beetje.
A
geuren
B
geur
C
geurt
D
geurd

Slide 9 - Quiz

Fleur .... (kopen) graag mooie kleren
bij de Bershka in Hilversum
A
koopt
B
kocht
C
koop
D
koopd

Slide 10 - Quiz

Huiswerk:


Nakijken werkblad 
ww-spelling TT 

Slide 11 - Slide


Lesdoel:


Aan het eind van de les weet je weer hoe je werkwoorden in de verleden tijd (VT) vervoegt

Slide 12 - Slide

Stappenplan werkwoordspelling VT

1. Is het een sterk werkwoord
   Een sterk werkwoord verandert van vorm. Zo niet dan:
2. Wat is de laatste letter van de stam van het werkwoord? 
      (stam = hele werkwoord - en)
3. Wat is de ik-vorm van het werkwoord? 
    Gebruik de ik-vorm voor het vervoegen in de verleden tijd (VT)
4. Eindigt de STAM op één van deze letters: 'T SeXy FoKSCHaaP
     Dan: ik-vorm + te (enkelvoud) of ik-vorm + ten (meervoud)
5. Eindigt de STAM op een andere letter?
     Dan: ik-vorm + de (enkelvoud) of ik-vorm + den (meervoud)

Slide 13 - Slide

De meisjes ... (maken) gisteren
samen een zandkasteel

Slide 14 - Open question

Jasper ... (schoppen) gisteren
de bal in de goal tijdens de training

Slide 15 - Open question

Mijn ouders .... (scheiden) vorig jaar
als goede vrienden.

Slide 16 - Open question

De visser .... (roken) gisteren
de paling in een vat

Slide 17 - Open question

Gisteren .... (lopen) ik naar de markt

Slide 18 - Open question

Toen zijn vader overleed,
..... (erven) Bob een grote som geld

Slide 19 - Open question

..... (liegen) jij vorige week toen je vertelde over die afspraak?

Slide 20 - Open question

Tom en Nicole ... (beleven)
gisteren een spannend moment toen
ze werden aangehouden door de politie

Slide 21 - Open question

Gisteren ... (razen) er een storm
met enorme kracht langs de kust

Slide 22 - Open question

Vorige week .... (blozen) Ella
enorm van het compliment dat zij kreeg voor haar harde werken

Slide 23 - Open question

Aan de slag 
met de opdracht!

Het werkblad staat in SOM, 
je schrijft de antwoorden op 
in je schrift


timer
1:00

Slide 24 - Slide

Huiswerk:


Maak het werkblad ww-spelling VT af

Slide 25 - Slide


Wat was het lesdoel?
  1. Wat is een sterk werkwoord?
  2. Wat gebeurt er met een sterk werkwoord in de VT?
  3. Hoe vervoeg je zwakke werkwoorden waarvan de stam                         eindigt op één van de letters van 'T SeXy FoKSCHaaP?

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Huiswerk nakijken
Zijn er nog vragen over het huiswerk?


Leg je huiswerk nu klaar op tafel!

Slide 28 - Slide

Leeshuiswerk nakijken
 Je hebt hoofdstuk 13 gelezen.

Even kort de 5W + H vragen...
de woordenschat woorden

Slide 29 - Slide


Lesdoel:
Ik kan/weet:
  • uitleggen welke gevoelens het lezen van een verhaal mij geven
  • mijn gevoelens verwoorden en uitleggen in een kort verhaaltje

Slide 30 - Slide

Leeshuiswerk
 Je hebt hoofdstuk 12 gelezen.
  • Welk gevoelens geeft dit hoofdstuk jou? Kies twee verschillende gevoelens uit onderstaand lijstje. 
  • Leg met 2 argumenten uit waarom dit hoofdstuk jou deze gevoelens geeft. 
  • Geef bij elk argument ook een voorbeeld dat je uit het hoofdstuk haalt.

Lijstje: Blij, opgelucht, tevreden, enthousiast. Verdriet, medelijden, bedroefd, depressief, ongelukkig. Angstig, ongerust, bezorgd, nerveus. Boos, geïrriteerd, verontwaardigd, woedend. Verbaasd, verrast, gechoqueerd. Afschuw.

Minimaal half A4tje






Slide 31 - Slide