Grammatica zinsdelen - paragraaf 3 Onderwerp

Grammatica zinsdelen - paragraaf 3 Onderwerp
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen - paragraaf 3 Onderwerp

Slide 1 - Slide

Planning 
1. Lezen
2. Nakijken huiswerk persoonsvorm en zinsdelen
3. Herhaling persoonsvorm en zinsdelen
4. Uitleg onderwerp
5. Quizvragen
6. Aan de slag 

Slide 2 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin?
De jongens blijken hard te kunnen rennen.
A
De jongens
B
blijken
C
kunnen
D
rennen

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wat is jouw favoriete automerk?
A
Wat
B
is
C
favoriete
D
jouw

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Heb jij vorige week je verjaardag gevierd?
A
gevierd
B
jij
C
je verjaardag
D
Heb

Slide 5 - Quiz

Verdeel onderstaande zin op de juiste manier in zinsdelen.

A
/De jongen/ met de rode trui/ is/ gisteren/ jarig/ geweest./
B
/De jongen met de rode trui/ is/ gisteren / jarig geweest./
C
/De jongen met de rode trui / is / gisteren jarig/ geweest./
D
/ De jongen met de rode trui/ is/ gisteren/ jarig / geweest./

Slide 6 - Quiz

Verdeel onderstaande zin op de juiste manier in zinsdelen.
A
/Heb/ jij / goede / cijfers/ gehaald / in de toetsweek?/
B
/Heb/ jij / goede cijfers/ gehaald / in de toetsweek?/
C
/Heb/ jij/ goede cijfers/ gehaald in de toetsweek?/
D
/Heb/ jij / goede cijfers/ gehaald/ in de / toetsweek?/

Slide 7 - Quiz

Lesdoelen
Ik kan het onderwerp in een zin vinden. 

Slide 8 - Slide

Wat is het onderwerp ?
Het onderwerp van de zin is degene die of datgene wat in de zin iets doet of is.


Er zijn twee manieren om het onderwerp van de zin te kunnen vinden.


Slide 9 - Slide

Manier 1: De getalsproef
Verandert de persoonsvorm van enkelvoud in meervoud of van meervoud in enkelvoud, dan verandert er ook een ander zinsdeel. Het zinsdeel dat samen met de persoonsvorm verandert, is het onderwerp.



Bijvoorbeeld: Het vrolijke hertje rent door het bos.  

Stap 1: Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen.
Stap 2: Verander de persoonsvorm van getal. Welk zinsdeel verandert mee?


Slide 10 - Slide

Manier 2: De vraagproef
Stel de vraag: Wie (wat) + persoonsvorm? Het antwoord hierop is het onderwerp.

Bijvoorbeeld: De enthousiaste cavia's maakten een salto in hun kooi. 

Stap 1: Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
Stap 2: Stel de vraag: Wie (wat) + persoonsvorm? 

Slide 11 - Slide

Let op: gebiedende wijs! 
Gebiedende wijs: een zin bevat een bevel, commando of opdracht.

Bijvoorbeeld: Pak je boeken!  Ga naar huis!


Deze zinnen hebben geen onderwerp. Om de zin toch goed te kunnen ontleden, moet je een onderwerp bij de zin bedenken. Het is het gemakkelijkste als je het woordje “jij” eraan toevoegt. Bijvoorbeeld: Jij pakt je boeken! Jij gaat naar huis!


Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?
De leerlingen denken na over de som.
A
De leerlingen
B
denken na
C
over
D
de som

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik heb me vergist in zijn houding.
A
Heb
B
Me
C
Houding
D
Ik

Slide 14 - Quiz

Pak je boeken!
A
Pak
B
Je
C
Je boeken
D
Geen onderwerp

Slide 15 - Quiz