11.1 - toets bespreken et ALLER

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

semaine 3, cours 2

1.Quel est le jour et la date    

2.Quel temps fait-il?    

3. Quel heure est-il?    

      

Deze les: Toets bespreken

1. Toets antwoorden behandelen

2. Eigen toets inzien

3. Reflectie schrijven

4. Vragen 

Klaar: Opdracht 3 + 4 les 7

Toets bespreken

Toets opdracht A en B

Woordjes

Toets opdracht C

Grammaire I

Toets opdracht D

Grammaire II

Toets  opdracht E

Comment dire? / Comment écrire?

Zinnen vertalen naar het Frans

Toets  opdracht F

Vrije opdracht : maak adh afbeeldingen zinnen.

Toets bespreken opdracht 

Let op zinsvolgorde

Onderwerp               Gezegde                Lijdend Voorwerp   

Ik                                 leuk vinden                      wiskunde

J'                                  aime                                 les maths

REFLECTIE TOETS

Stap 1: bekijk je toets

Stap 2: Schrijf je reflectie/Toetsanalyse

Stap 3: Vragen? Steek je vinger op

Geen vragen? Start met opdracht in LessonUp of Learnbeat

Learnbeat of Lessonup

Wat hebben we de vorige keer gedaan? Besproken?

Programma:

1. quizlet woordjes

2. herhalen van getallen

3. het ww ALLER 

4. au travail - zie weektaak

lesdoelen:

Aan het einde van de les ken je:

- de tientallen in het Frans

- het ww ALLER gebruiken

ALLER

Aller	Gaan
Je	Ik ga
Tu	Jij gaat
Il / elle	Hij / zij ga
on	wij gaan
nous	wij gaan
vous	jullie gaan / u gaat
Ils / Elles	zij gaan

Verbe "Aller" - Apprendre 3, p.142

vas

va

vont

allons

vais

allont

allez

va

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.

1. vas
2. allons
3. va
4. allez

Zet in de goede vorm:
Mon père (aller) à Paris.

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.

1. vais
2. vas
3. va
4. allons

Aller

je

tu

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

vais

vas

va

allons

allez

vont

Welk werkwoord past in de zin?
Je ... à l'école.

1. vas
2. vont
3. vais
4. va

Emilie et Cecile ....
au restaurant

1. vais
2. vont
3. va
4. allons

Traduis:
Nous allons au cinéma

1. Wij gaan naar de bioscoop
2. Jullie gaan naar de bioscoop
3. Wij gaan naar de winkel
4. Jullie gaan naar de winkel

Traduis:
Tournez à gauche

1. Ga naar rechts
2. Ga naar links

Traduis:
Tournez à droite

1. Ga naar rechts
2. Ga naar links

Traduis:
Le carrefour

1. Het kruispunt
2. De bakker
3. De supermarkt
4. De bioscoop

Franse supermarkten

Correction

Exercices 10, 11 et 12, page 127.

Fini? Prends ton cahier et ton stylo.

Au travail

Fais exercices Grammaire I, (Livre)

grammaire I (4.3 C) (online) of 

ga oefenen met 4.9 A en B

Hoe ging het bespreken van de toets?

Heel erg goed!

Wel goed.

Het gaat wel.

Niet zo goed.

Au revoir!