H4.3 Kritiek en Verlichting

4.3 | Kritiek en idealen - Verlichting


Opdrachten 33, 34, 36, 37, 38 + 42
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.3 | Kritiek en idealen - Verlichting


Opdrachten 33, 34, 36, 37, 38 + 42

Slide 1 - Slide

Verlichting
De Verlichting is een periode in de geschiedenis waarin mensen gaan nadenken over een betere samenleving en beter bestuur. Ze ontwikkelen nieuwe ideeën zoals het idee dat mensen van nature gelijk zijn.
Als oplossing ontwerpen ze nieuwe systemen voor het bestuur, zoals de trias politica en het sociaal contract.
Ze bedenken nieuwe manieren om de ideeën te verspreiden, bijv. via een nieuw soort boek (Encyclopedie), romans en salons.




Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Opdracht-33
Denis Diderot schrijft een encyclopedie. Leg uit waarom het schrijven van een encyclopedie goed past bij het rationalisme.
  • Het rationalisme gaat uit van het verstand (= ratio). Een verzameling van kennis, wat een encyclopedie (b.v. Wikipedia) is kun je gebruiken om alle kennis die er al is te raadplegen en dan kun je je verstand nog beter gebruiken en zelf conclusies trekken.


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Opdracht-34
Diderot schreef dingen op die de koning niet kon accepteren omdat hij een absoluut heerser was. Leg uit hoe dat komt. Leg eerst uit wat een absoluut heerser is.
Een absoluut heerser 
  • heeft van God het gezag/macht gekregen om over andere mensen te heersen. 


Slide 6 - Slide

Opdracht-34
Diderot schreef dingen op die de koning niet kon accepteren omdat hij een absoluut heerser was. Leg uit hoe dat komt. Leg eerst uit wat een absoluut heerser is.
De koning kon de encyclopedie niet accepteren
  • want daarin stond dat niemand van de natuur het recht heeft gekregen om over iemand anders te heersen. De koning dus ook niet.

Slide 7 - Slide

Opdracht-36
Hoe kunnen de gebeurtenissen of omstandigheden uit het leven van Montesquieu invloed hebben gehad op zijn ideeën? Er staan er alvast twee, zelf bedenk je de derde. Schrijf er achter welke invloed dit had op zijn ideeën.
1 Hij was van adel. 
  • Hij kon weten hoe het leven er in die kringen aan toe ging en kritiek van binnenuit leveren.


Slide 8 - Slide

Opdracht-36
Hoe kunnen de gebeurtenissen of omstandigheden uit het leven van Montesquieu invloed hebben gehad op zijn ideeën? Er staan er alvast twee, zelf bedenk je de derde. Schrijf er achter welke invloed dit had op zijn ideeën.
2 Hij had een belangrijke functie in het bestuur. 
  • Hij wist hoe het bestuur werkte (rechtbank) en had kennis van zaken op dat gebied en kon nadenken over verbeteringen (de trias politica).

Slide 9 - Slide

Opdracht-36
Hoe kunnen de gebeurtenissen of omstandigheden uit het leven van Montesquieu invloed hebben gehad op zijn ideeën? Er staan er alvast twee, zelf bedenk je de derde. Schrijf er achter welke invloed dit had op zijn ideeën.
  • Hij studeerde in Engeland en zag hoe het er daar geregeld was. Dat zal effect hebben gehad op zijn ideeën over hoe je de macht van de koning kon beperken.


Slide 10 - Slide

Opdracht-37
Welke manier koos Montesquieu om zijn ideeën te publiceren? Waarom deed hij dat?
  • Hij schreef een roman waarin zijn ideeën 'verstopt' zaten. Op die manier kon hij de censuur (= controle op de media) van de koning omzeilen, want hij was bang dat zijn kritiek hem in de problemen zou brengen.


Slide 11 - Slide

Opdracht-38
Eén maatregel staat al ingevuld. Vul het schema verder in en trek dan een conclusie.



Conclusie
  • Het idee van de trias politica is een bedreiging voor de Franse koningen, omdat de koning in de praktijk alle drie de verschillende machten zelf kon uitoefenen. In het ontwerp van Montesquieu mag niet één persoon al die macht hebben.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Trias politica
Macht is gevaarlijk. De drie machten mogen niet in handen zijn van één persoon. Ze moeten elkaar controleren en in bedwang houden.

Slide 14 - Slide

Opdracht-42
In Nederland kennen we nu ook de scheiding der machten. Werk in duo’s. Bedenk bij iedere macht een voorbeeld uit de praktijk. Noem daarbij een persoon of functie en beschrijf wat die persoon doet of wat iemand die die functie heeft zou kunnen doen.



Slide 15 - Slide

Lees paragraaf 4.3
maken opdrachten:
44, 45, 47 en 48 (alleen J. Locke).

Slide 16 - Slide

Wat hoort bij Spinoza?
A
Hij vond de microscoop uit.
B
Hij bedacht dat je God alleen met je verstand kon vinden en niet door de Bijbel te lezen.
C
Hij vond de telescoop uit.
D
Hij bedacht dat je met je verstand moest kijken naar andere mensen.

Slide 17 - Quiz

Rationalisme is...
A
Proberen de wereld te begrijpen door goed naar de Bijbel te kijken.
B
De oude Griekse wetenschap.
C
een middeleeuwse filosofie.
D
Proberen de wereld te begrijpen met gebruik van het gezond verstand.

Slide 18 - Quiz

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Trias Politica
Parlement
Regering
Rechters

Slide 19 - Drag question

Welke stand zal het eens zijn geweest met Rousseau?
A
1. De geestelijkheid.
B
2. De adel.
C
3. De burgers en de boeren.

Slide 20 - Quiz

verlichte filosofen 
en 
hun ideeën
trias politica
sociaal contract
mensen zijn van nature gelijkwaardig
Montesquieu
Rousseau
Locke

Slide 21 - Drag question

Het 'sociaal contract' van Rousseau gaat over:
A
de gelijkheid tussen burgers
B
natuurlijke rechten voor iedereen
C
de relatie tussen vorst en volk, macht komt van het volk
D
vrijheid voor iedereen

Slide 22 - Quiz

Wie heeft de Trias Politica bedacht?
A
Baruch Spinoza
B
Jean Jacques Rousseau
C
Adam Smith
D
Charles Louis de Montesquieu

Slide 23 - Quiz

Welk boek heeft de schrijver Diderot uitgebracht?
A
Lettres Persanes
B
L'Encyclopedie
C
Candide
D
Le Bible

Slide 24 - Quiz




Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Controlerende macht
D
Wetgevende macht

Slide 25 - Quiz

Trias Politica betekent ...
(wat is een ander woord voor Trias Politica?)
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 26 - Quiz

Wat was het belangrijkste idee van Rousseau?
A
De natuurlijke vrijheid van de mens
B
Het sociaal contract
C
De onfeilbaarheid van de kerk
D
De absolute macht van de staat

Slide 27 - Quiz

Wat vond Rousseau?
A
Het volk geeft de macht aan de koning in ruil voor bescherming
B
Dat het volk zelf de macht moest hebben (democratie)
C
Dat de macht in drieën gedeeld moet worden
D
Dat verlichte denkers het land uit gezet moesten worden

Slide 28 - Quiz

Waren de verlichte denkers hier voor of tegen?
Verlichte denkers zijn voor
Verlichte denkers zijn tegen
Vrijheid van meningsuiting
Ongelijkheid
Vrijheid van godssdienst
Gelijke rechten voor iedereen

Slide 29 - Drag question

Verlichting
tegenstanders van Verlichting
Mazarin
Montesquieu
Rousseau
Lodewijk XIV
Diderot

Slide 30 - Drag question

Wanneer was de verlichting? Sleep naar het juiste tijdvak!
De verlichting

Slide 31 - Drag question

Opdracht 44
Welke manier van het verspreiden van de verlichtingsideeën zie je op deze afbeelding? Benoem twee beeldelementen waar je dat aan ziet.
  • Je ziet hier een salon. Het is een huiskamer; veel salons werden door rijke dames georganiseerd en werden ook bezocht door leden van de regering en rijke burgers.
  • je ziet veel mensen met elkaar discussiëren,
  • je ziet een vrouw (met zwart kapje op) vooraan zitten.


Slide 32 - Slide

Huiswerk
4.3 
Opdrachten 44 t/m 48 (alleen John Locke)


Slide 33 - Slide

Opdracht 45
Welke andere manieren om de ideeën te verspreiden ben je tegengekomen?
  • Andere manieren zijn informatieboeken zoals de encyclopedie en romans.

Slide 34 - Slide

Opdracht 46
In de tijd van de Verlichting gingen de mensen pas echt grondig nadenken over de rol van de vorst, het ideale bestuur en de beste manier om de samenleving te organiseren. Welk gevolg had dit voor de inwoners van Frankrijk?
  • Steeds meer Fransen gingen twijfelen aan de manier van besturen van de koning en de ongelijkheid in de samenleving.


Slide 35 - Slide

Opdracht 47
De Verlichting heeft grote invloed gehad op de meeste grondwetten. Wij vinden het nu logisch dat alle mensen gelijk zijn. Zoek via internet uit wat je in de Nederlandse grondwet kunt vinden over de gelijkheid.
Eigen antwoord. 
  • Artikel 1 gaat bijvoorbeeld over gelijkheid en dus gelijke rechten, maar er zijn ook artikelen over gelijkheid voor de wet, tegen discriminatie etc.



Slide 36 - Slide

Opdracht 48
  • Jaartal van belangrijke publicaties - 1689
  • Welke kritiek op absolute heersers? Ze staan niet open voor kritiek en maken daardoor al snel misbruik van hun macht.





Slide 37 - Slide

Opdracht 48
  • Welke oplossing? Macht van de vorst beperken door afspraken tussen de vorst en het parlement vast te leggen in een document (Bill of Rights).





Slide 38 - Slide

Huiswerk

H4.4 Het Oude Regime
Lees de paragraaf
Maken opdrachten 60, 61, 62, 64, 66, 67, 70, 76 + 78


Slide 39 - Slide

4.4 Het oude regime 

Leerdoel = Hoe leefde de Franse bevolking aan de vooravond van de Franse Revolutie?
De Franse bevolking leefde in een standensamenleving. De eerste en tweede stand betaalden bijna geen (of geen) belasting en hadden privileges. De derde stand (boeren en burgers) betaalden heel veel belasting en werden onderdrukt.

Slide 40 - Slide

Standensamenleving 

Eerste stand - de geestelijkheid. Ongeveer 1% van de bevolking, bezat 10% van de grond/welvaart. Betaalde geen belasting (maar ontving het). Privileges (voorrechten).
Tweede stand - de adel. Ongeveer 1,5% van de bevolking. Zij bezaten ruim 25% van het land. Betaalden zo goed als geen belasting en hadden ook privileges.
Derde stand - de burgers. 97,5% van de bevolking. Bestond uit arme boeren, werklui, maar ook rijke Parijzenaren (die niet tot de tweede stand behoorden). Deze groep betaalde wel belasting maar hadden geen privileges of inspraak.


Slide 41 - Slide