13-1 hv Zelf werken & quiz
1 / 13
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Feitelijke argumenten zijn subjectief.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Argumenten zijn er om je te overtuigen.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
In de kern van een overtuigende tekst zet de schrijver argumenten.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
De argumenten die je standpunt onderbouwen, bewaar je tot het slot.
A
juist
B
niet juist
Slide 7 - Quiz
Belangrijkste functie van de inleiding
(meerdere antwoorden mogelijk)
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
aandacht trekken
B
je mening geven
C
jezelf voorstellen
D
argumenten geven
Slide 8 - Quiz
Wat staat er in de inleiding van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
conclusie
C
het standpunt van de schrijver
Slide 9 - Quiz
Wat staat er in de kern van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
de conclusie
C
de mening van de schrijver
Slide 10 - Quiz
Wat staat er in het slot van een overtuigende tekst?
A
de argumenten
B
de conclusie
C
de mening van de schrijver
Slide 11 - Quiz
Een weerlegging is als
A
je de argumenten versterkt
B
je een tegenargument ontkracht
C
als je een tegenargument geeft
D
je je standpunt duidelijk maakt
