Persoonsvorm, gezegde en onderwerp

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 1 - Quiz

This item has no instructions

Marieke geeft Alex een cadeau.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Marieke
B
geeft
C
Alex
D
een cadeau

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wil je mij de ketchup even doorgeven?

Het werkwoordelijk gezegde is:
A
Wil
B
doorgeven
C
Wil geven
D
Wil doorgeven

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?
A
persoonsvorm
B
persoonsvorm + onderwerp
C
persoonsvorm + voltooid deelwoord
D
alle werkwoorden uit de zin

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn vitaminen niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn vitaminen gegeten

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?

Caro en Henk leggen het onderwerp uit.
A
Caro
B
Henk
C
het onderwerp
D
Caro en Henk

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de zin?

De dokter roept de patiënt.

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de zin?
Gisteren heeft mijn moeder een taart gebakken.

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Met welke controlevraag kun je het onderwerp vinden?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de zin?

De gids geeft de toerist informatie.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in deze zin?

Aan de bezoekers wordt een korte uitleg gegeven.

Slide 12 - Open question

Aan de bezoekers = meewerkend voorwerp
wie/wat + gezegde = onderwerp
wie/wat + gezegde + ond = lijdend voorwerp
aan/voor wie + gezegde + ond + lv = meewerkend vw

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Ga eens ...
Staan
Lezen
Geven
Wat heeft het werkwoord minimaal nodig om te kunnen bestaan?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

https://www.youtube.com/watch?v=MfAS2h5m4tM

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doe-werkwoord?
Wij hebben een fles drank aan opa gegeven.




Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

1 = ond
2 = lv
3 = mv
Iemand
(werkwoord)
iets 
aan iemand
Wij
geven
een fles drank
aan opa

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doe-werkwoord?
Zij heeft hem het nieuws al verteld.
Leerlingen drinken steeds vaker energiedrankjes.
Ik ben vorig jaar naar Lelystad verhuisd.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Wat: Oefening (zie mail), schrijfportfolio, trainers
Tijd: 30 minuten​
Hulp: Buurvrouw/buurman, docent​

Slide 20 - Slide

This item has no instructions