ZB4 donderdag 4 februari (samenvattend H4, begin H5)

Welkom
Voorbereiding:

Pak een pen en een rekenmachine
Pak boek 4B

Microfoon en camera zijn uit, tenzij ik anders zeg.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Voorbereiding:

Pak een pen en een rekenmachine
Pak boek 4B

Microfoon en camera zijn uit, tenzij ik anders zeg.

Slide 1 - Slide

Internationale handel

Slide 2 - Slide

Vandaag
1e uur
samenvatten van Hoofdstuk 4
Een kleine quiz op het einde.
Zelfstandig werken
2e uur
Opdracht voor Hoofdstuk 5 (kort)
Uitleg paragraaf 5.1
Zelfstandig aan het werk

Slide 3 - Slide

Invoer / import en uitvoer/export
  • Invoer / Import = Producten of diensten die in het buitenland worden gekocht dus ons land IN komen en het geld dus ons land verlaat
  • Export/ Uitvoer = Producten of diensten die door andere landen vanuit Nederland gekocht worden, producten gaan het land UIT en het geld dus ons land in komt.

Slide 4 - Slide



Import/Invoer

Slide 5 - Slide



Export/ Uitvoer 

Slide 6 - Slide

Waarom import?
1) In ons klimaat groeit niet alles.
2) Bepaalde grondstoffen hebben we niet
3) Buitenlandse producten zijn goedkoper of van betere kwaliteit
4) De Nederlander wil een ruime keus uit goederen hebben

Slide 7 - Slide

wederuitvoer
Nederland voert ook producten in die vervolgens doorverkocht worden aan het buitenland, dit heet doorvoerhandel of wederuitvoer.

Slide 8 - Slide

Exportwaarde en importwaarde
Exportwaarde= uitvoerwaarde. De waarde van de uitgevoerde goederen en diensten. 
Exportwaarde=  uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Importwaarde= invoerwaarde van de ingevoerde goederen en diensten.
Importwaarde=  ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Slide 9 - Slide

Handelsbalans
De handelsbalans (of goederenbalans) geeft een overzicht van de exportwaarde en de importwaarde van goederen. Het verschil tussen de export- en importwaarde noem je het saldo van de handelsbalans.

Slide 10 - Slide

Betalingsbalans
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland ( import)
en alle ontvangsten van het buitenland ( export)

Overschot : de ontvangsten zijn groter dan de betalingen
Tekort: de betalingen zijn groter dan de ontvangsten

Slide 11 - Slide

Afhankelijk van het buiteland?
Open economie: een land wat veel in- en uitvoert in verhouding tot het Nationaal Inkomen

Gesloten economie: een land wat weinig in- en uitvoert in verhouding tot het Nationaal Inkomen

Af te lezen uit import- en exportquote

Slide 12 - Slide

Internationale concurrentiepositie
Een goede internationale concurrentiepositie voor Nederland betekent dat we een goede kwaliteit aan producten aan het buitenland leveren, tegen een lage prijs.

Slide 13 - Slide

Internationale handel
Handel over de heel wereld groeit mede door de technologische ontwikkelingen (communicatie en transport).
Gevolgen:
  1. Meer inkomen
  2. Meer werkgelegenheid
  3. Meer welvaart

Slide 14 - Slide

Invloed van wisselkoersen
De wisselkoersen van vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel. Vooral de dollarkoers is belangrijk. Veel goederen worden in Amerikaanse dollars afgerekend.

Slide 15 - Slide

Invloed van wisselkoersen
Koers van de euro stijgt t.o.v. andere valuta:
export/ onze producten worden naar verhouding duurder voor het buitenland.

Koers van de euro daalt t.o.v. andere valuta:
Export/ onze producten worden naar verhouding goedkoper voor het buitenland.

Slide 16 - Slide

Invloed van wisselkoersen
Koers van de euro stijgt t.o.v. andere valuta:
Import/ buitenlandse  producten worden naar verhouding goedkoper voor Nederland

Koers van de euro daalt t.o.v. andere valuta: 
Import/ buitenlandse producten worden naar verhouding duurder voor Nederland

Slide 17 - Slide

Europa, Europese Unie en Eurozone
  • Europa = een werelddeel
  • Europese Unie = een samenwerkingsverband tussen 28 Europese landen
  • Euro-zone = landen in de Europese Unie die de euro als betaalmiddel hebben.

Slide 18 - Slide

EU zonder grenzen
  • Vrij verkeer van goederen en diensten
  • Vrij verkeer van personen
  • Vrij verkeer van kapitaal

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Nadeel vrijhandel
Door buitenlandse concurrentie kunnen bedrijven failliet gaan.

Slide 21 - Slide

Voordelen vrijhandel
Landen gaan zich specialiseren in een bepaald onderdeel van het productieproces. 

Bedrijven kunnen hun producten en diensten verkopen in andere landen van de wereld.

Slide 22 - Slide

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 23 - Quiz

In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat probeert de EU te beschermen met protectiemaatregelen?

Slide 25 - Mind map

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 26 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de inkomens stijgen.
B
dat de inkomens dalen.

Slide 27 - Quiz

Wat gebeurt er met de prijs van een product als de producent exportsubsidie krijgt?
A
Wordt hoger.
B
Wordt lager

Slide 28 - Quiz

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 29 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.

Slide 30 - Quiz

wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten

Slide 31 - Quiz

Zelfstandig werken
Maken bladzijde 31 en 32 van je boek 4B

Dit is de examentrainer van het hoofdstuk

Slide 32 - Slide

Toets Hoofdtuk 4
12 februari is de eerste groep

19 februari is de tweede groep

Slide 33 - Slide

Herkansing vanuit klas 3
Melle Wytze Hoofdstuk 5 Boek 3B
Ezra Hoofdstuk 4 Boek 3A
Jaydee hoofdstuk 5 Boek 3B
Quinzy hoofdstuk 1 Boek 3A

Herkansing moet voor de voorjaarsvakantie gedaan zijn. Even een afspraak maken, mag ook tijdens een economieles gemaakt worden.

Slide 34 - Slide

examenvraag
Geef van elk van de volgende stellingen aan of deze juist of onjuist is. 
   
1. Invoerrechten bepalen hoeveel goederen maximaal mogen worden ingevoerd.

2. Door invoerrechten te heffen op producten van buiten de EU worden Europese producten in Europa goedkoper. 

3. Door invoerrechten te heffen op producten van buiten de EU worden Europese bedrijven beschermd tegen concurrenten van buiten de EU.  
timer
2:00

Slide 35 - Slide

Jan Kozijn uit Nederland wil zonnepanelen aanschaffen die in Europa zijn geproduceerd. Hij gaat de Nederlandse prijzen van zonnepanelen vergelijken met die uit België en Duitsland. Deze landen zijn alle drie lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).
Stelling I: Alle EMU-landen zijn lid van de EU.
Stelling II: De EU vertegenwoordigt alle landen van Oost- en West-
Europa.
Wat geldt voor deze stellingen?
A Alleen stelling I is juist.
B Alleen stelling II is juist.
C Beide stellingen zijn juist.
D Beide stellingen zijn onjuist.
Jan Kozijn uit Nederland wil zonnepanelen aanschaffen die in Europa zijn geproduceerd. Hij gaat de Nederlandse prijzen van zonnepanelen vergelijken met die uit België en Duitsland. Deze landen zijn alle drie lid van de Europese Monetaire Unie (EMU).

Stelling I: Alle EMU-landen zijn lid van de EU.
Stelling II: De EU vertegenwoordigt alle landen van Oost- en West-Europa.

Wat geldt voor deze stellingen?

A          Alleen stelling I is juist.
B          Alleen stelling II is juist.
C          Beide stellingen zijn juist.
D         Beide stellingen zijn onjuist.
timer
1:30

Slide 36 - Slide

Hoofdstuk 5
We starten met een opdracht:

Online: jullie worden in een aparte groep gezet om de opdracht met elkaar te bespreken

Slide 37 - Slide

Opdracht
Wat maakt een land arm?

Dit is de centrale vraag en hier gaan jullie met elkaar over in gesprek. 1 persoon is straks woordvoerder.

Je krijgt hier 5 minuten de tijd voor

Slide 38 - Slide

Bespreken van de opdracht

Slide 39 - Slide

ontwikkelingslanden
- laag nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
- analfabetisme
- ondervoeding
- slechte gezondheidszorg
- lage leeftijdsverwachting
- slechte infrastructuur
- immigratie naar rijke landen

Slide 40 - Slide

Zelfstandig werken
Maken paragraaf 5.1 bladzijde 34, 35 en 36

Slide 41 - Slide