H2 - Grammatica - week 3 - Naamwoordelijk gezegde - les 4 - soorten werkwoorden

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Slide 1 - Slide

- Stillezen
- Soorten werkwoorden

Doel: 
- Je verdeelt een zin in zinsdelen.
- Je kunt het verschil zien tussen een naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde.
- Je geeft aan welk werkwoord de actie aangeeft (zww)
- Je geeft aan welk ww alleen maar hulpje is. 



Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Er bestaan twee soorten zinnen:

1. Het onderwerp doet iets of deed iets;
2. Het onderwerp is iets.

In zin 1 zit een werkwoordelijk gezegde
In zin 2 zit een naamwoordelijk gezegde. 
Actief of 'staat van zijn'
Het is of/of, niet en/en

Slide 4 - Slide

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Werkwoord - Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden, tegenwoordige of toekomende tijd. Het werkwoord past zich altijd aan aan het onderwerp van de zin
Wat voor soort werkwoord?

Slide 5 - Slide

Je kunt aangeven of een werkwoord een koppel- of hulpwerkwoord of een zelfstandig werkwoord is. 

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan.  Hoort in werkwoordelijk gezegde
Hulpwerkwoord(HWW) - kan niet alleen in de zin staan, helpen ZWW of KWW altijd.  Hoort in alle gezegdes
Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde
Wat voor soort werkwoord?

Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoord  (KWW)- koppelt het onderwerp aan hetgeen wat erover gezegd wordt - Hoort in naamwoordelijk gezegde

Zijn, worden, blijken, lijken, schijnen, blijven. 

De bal is rond.                     

De jongen wordt dokter.
Wat voor soort werkwoord?

Slide 7 - Slide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)- geeft aan wat het onderwerp doet (gooien, lopen, vangen, schrijven, denken) - kan alleen in de zin staan. Hoort in werkwoordelijk gezegde

De jongens zouden naar school fietsen

Maar ze zijn van hun fiets gevallen

Ze hebben daardoor verder moeten lopen 
Wat voor soort werkwoord?

Slide 8 - Slide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?

Slide 9 - Slide

Zelfstandig werkwoord (ZWW)

De jongens zouden naar school fietsen
Maar ze zijn van hun fiets gevallen
Ze hebben daardoor verder moeten lopen 

Welke regel kun je uit deze voorbeelden leren?

Wat voor soort werkwoord?
Zelfstandig werkwoord is laatste ww in de zin!

Slide 10 - Slide

Wat zijn de werkwoorden?
Aan de deur komen vaak mensen collecteren

Slide 11 - Open question

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
A
ng
B
wg

Slide 12 - Quiz

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
Collecteren is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 13 - Quiz

Aan de deur komen vaak mensen collecteren
komen is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden?
Zijn jullie dan op Vlieland?

Slide 15 - Open question

Zijn jullie dan op Vlieland?
A
ng
B
wg

Slide 16 - Quiz

Zijn jullie dan op Vlieland?
zijn is hier:
A
ZWW
B
KWW
C
HWW

Slide 17 - Quiz

Wat:  Jouw leerlijn grammatica woordsoorten H3
Wanneer: Deze les en volgende les. 
Hoe: maak het voor jezelf. Probeer zo min mogelijk te overleggen. Ga niet als een kip zonder kop aan de slag: als het je niet lukt, vraag het dan!
Aan de slag:

Slide 18 - Slide