12.3 Evolutie van ziekteverwekkers

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 177
Start daarna je laptop op. 
Kijk je opdrachten na, antwoorden it's learning

1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken op blz 177
Start daarna je laptop op. 
Kijk je opdrachten na, antwoorden it's learning

Slide 1 - Slide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 12.3.
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 12.3

-Je kunt beschrijven waardoor bacteriën resistent kunnen zijn tegen een antibioticum.

-Je kunt beschrijven hoe nieuwe virussen kunnen ontstaan.


timer
10:00

Slide 2 - Slide

Resistente bacteriën

Resistentie door natuurlijke selectie:
1. Iemand is ziek door een bacteriële infectie (blauwe en oranje bolletjes).
2. Antibioticum dood de meeste bacteriën, behalve de resistente (oranje).
3. Resistente bacteriën vermenigvuldigen zich, geven de eigenschap door.
4. Antibioticum werkt niet meer.

Evolutie door natuurlijke selectie gaat snel, omdat bacteriën zich snel voortplanten.

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Wanneer een bacterie resistent is betekent dit dat de bacterie tegen antibiotica kan
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Hoe ontstaan nieuwe virussen?

Virussen kunnen door mutaties heel snel veranderen. Bv het griepvirus, is elk jaar net anders.

Verspreiding vindt plaats doordat het virus zich in cellen kan vermenigvuldigen. De cel gaat kapot en de vrijgekomen virussen infecteren andere cellen.

Slide 6 - Slide

Geheel nieuw virus

- Mens of dier is besmet met twee verschillende typen virussen.

- Virussen kunnen DNA uitwisselen, waardoor nieuw type virus ontstaat.

Slide 7 - Slide

12.3
Maken opdrachten:
3, 5, 6, 8, 10.

Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets/ (examentraining). In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Controleren leerdoelen 12.3
-Je kunt beschrijven waardoor bacteriën resistent kunnen zijn tegen een antibioticum.

-Je kunt beschrijven hoe nieuwe virussen kunnen ontstaan.

Slide 9 - Slide

Oefenvragen hs 12

Slide 10 - Slide

De ontwikkeling van apen tot mensapen is een voorbeeld van evolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Welke evolutionaire veranderingen hebben mensapen t.o.v. apen?
A
Opponeerbare duim
B
Verdwijnen van de staart
C
groter hersenvolume
D
Zowel a t/m c

Slide 12 - Quiz

Wat is geen argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Overeenkomst in bouw bij organismen
C
Overeenkomst in DNA bij organismen
D
Mensen worden ouder

Slide 13 - Quiz

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 14 - Quiz

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja , van natuurlijke selectie

Slide 15 - Quiz

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 16 - Drag question

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 17 - Quiz

Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
selectie
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
communiceren

Slide 18 - Quiz

Hoe heet de theorie die verklaart hoe in de loop van de tijd door mutatie
en selectie nieuwe soorten ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder?
A
de mutatie
B
de natuurlijke selectie
C
de evolutie
D
de biologie

Slide 19 - Quiz

Inleiding voor de volgende 3 vragen:

Slide 20 - Slide

Welke groep vissen is volgens
de stamboom het langst
geleden als aparte
groep ontstaan?
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 21 - Quiz

Aan welke groep vissen is
een schubbeneter het meest
verwant volgens
de stamboom?
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 22 - Quiz

Kruising schubvissen

Slide 23 - Slide

Het gen voor rechtsmondig is recessief. Uit welke kruising kun je dat met
zekerheid afleiden?
A
1
B
2
C
3

Slide 24 - Quiz