Quiz Partir, Sortir, Ouvrir, Offrir

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Nous (sortir, passé composé)
A
êtes sorti(e)(s)
B
sommes sorti(e)(s)
C
sont sorti(e)(s)
D
sommes sorti
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Nous (sortir, passé composé)
A
êtes sorti(e)(s)
B
sommes sorti(e)(s)
C
sont sorti(e)(s)
D
sommes sorti

Slide 1 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Je (partir, présent)
A
part
B
partent
C
pars

Slide 2 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Tom (ouvrir, imparfait)
A
ouvriez
B
ouvrais
C
ouvrait

Slide 3 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
vous (offir, passé composé)
A
avez offri
B
êtes offert(e)(s)
C
avez offert

Slide 4 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
elle (sortir, présent)

A
sors
B
sort
C
pars

Slide 5 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
elles (partir, passé composé)
A
sont parti
B
sont parti(e)
C
avons parti(e)
D
sont parti(es)

Slide 6 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Nous (sortir -passsé composé)
A
avons sorti
B
êtes sorti(e)(s)
C
sommes sorti(e)(s)

Slide 7 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
tu (ouvrir, futur)
A
ouvrirais
B
ouvras
C
ouvra
D
ouvriras

Slide 8 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Vous (sortir, futur)
A
sortez
B
sortirez
C
sortirons

Slide 9 - Quiz

vervoeg de werkwoorden tussen haakjes:
Ils (offrir, présent)
A
offraient
B
offriront
C
offrent

Slide 10 - Quiz