C: Phrases-clés et parler.

Mardi, le 6 mai 2025.
But:
- Ik kan vragen stellen & beantwoorden over het weekend.
- Ik kan woorden met en, an & on goed uitspreken.
- Ik kan de passé composé gebruiken.
- Ik kan een verhaal schrijven over het afgelopen weekend.
1 / 8
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 8 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mardi, le 6 mai 2025.
But:
- Ik kan vragen stellen & beantwoorden over het weekend.
- Ik kan woorden met en, an & on goed uitspreken.
- Ik kan de passé composé gebruiken.
- Ik kan een verhaal schrijven over het afgelopen weekend.

Slide 1 - Slide

Mes vacances ...
A
C'était magnifique
B
C'était formidable
C
C'était nul
D
C'était terrible

Slide 2 - Quiz

Cours:

- Herhalen: avoir & être.
- Uitspraak: ex 13.
- zelfstandig werken.
- spreken: ex 14. 
Devoirs:

- Nakijken: ex 1 t/m 8, 9a, 10 t/m 12.
- M: 13abcd, 14, 16 t/m 18
- L: bron A t/m D.

Slide 3 - Slide

Vertaling?
être
avoir
hebben
zijn

Slide 4 - Drag question

                   être           avoir        

je (j')
tu
il/elle/on

nous
vous
ils/elles
timer
1:00
suis
avons
sont
a
sommes
avez
ont
es
êtes
as
est
ai

Slide 5 - Drag question

- Tu as passé un bon weekend? 


- Avec qui?

- C'est qui, Simon?

- C'était bien?

- C'est quand ton anniversaire?
 - Oui, j'ai fêté mon anniversaire.
- Oui, on a regardé un film.

- Avec ma famille et Simon.

- C'est mon ami.

- Oui, c'était super.

- C'est le trois janvier

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werken:
- Nakijken: ex 1 t/m 8, 9a, 10 t/m 12.
- M: 13abcd, 14, 16 t/m 18
- L: bron A t/m D.

Slide 7 - Slide

c'est quand ton anniversaire?
Tu as passé un bon weekend?
On a regardé un film.
C' était bien ?
C'est qui?
Avec qui?
Wie is dat?
Heb je een leuk weekend gehad?
Was het leuk?
Wanneer ben je jarig?
We hebben een film gekeken.
Met wie?

Slide 8 - Drag question