Haben, sein, feesttenten en voltooid deelwoord

Werkwoorden SE 3.1.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2,3

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden SE 3.1.

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- 'Haben',  'Sein' und 'Werden'
- FEESTTENTEN regel
- Werkwoorden met stam op -D- of -T-
-Voltooid deelwoord 

Slide 2 - Slide

Hebben

ik heb 
jij hebt
hij/ zij/ het heeft
wij hebben
jullie hebben
u heeft/ zij hebben
haben

ich habe
du hast
 er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
Sie/sie haben

Slide 3 - Slide

zijn

ik ben
jij bent
hij/zij/het is
wij zijn
jullie zijn
u bent/ zij zijn
sein

ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
Sie/sie sind

Slide 4 - Slide

worden/zullen

ik word/zal
jij wordt/zal (zult)
hij/zij/het wordt/zal
wij worden/zullen
jullie worden/zullen
u wordt/zult - zij worden/zullen
werden

ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
Sie werden/sie werden

Slide 5 - Slide

Werkwoorden vervoegen
hoe gebruik ik de 'feesttenten' regel???????

Slide 6 - Slide

'Normale' regel:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
mach
mach
mach

mach
mach
mach
FE
e
st
t

en
t
en
(FE) esttenten

Slide 7 - Slide

Hoe gebruik je de regel?
1. Wat is de stam van het werkwoord?
2. Welk persoonlijkvoornaamwoord staat in de zin?
3. Regel ''feesttenten'' toepassen.
ich spiele Fußball. 

Slide 8 - Slide

Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -d 

ich rede
du redest 
er sie es redet
wir reden
ihr redet
Sie/sie reden
Werkwoorden waarvan de stam eindigd op een -t

ich arbeite
du arbeitest
er sie es arbeitet
wir arbeiten 
ihr arbeitet
Sie/sie arbeiten

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord
ge+stam+t

eindigd op een -d of een -t?
ge+stam+et

Slide 10 - Slide

wohnen / arbeiten
Ich habe hier gewohnt
ge+wohn+t
Ich habe hier gearbeitet
ge+arbeit+e+t

Slide 11 - Slide