H1.3 | Nederland

H1.3 | Nederland

Opdrachten 1 t/m 3, 5 + 6
1 / 46
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

H1.3 | Nederland

Opdrachten 1 t/m 3, 5 + 6

Slide 1 - Slide

Vraag van de paragraaf

Hoe leefden de mensen in de tijd van pruiken en revoluties (tijdvak 7).

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
Waarom bonkt het hart van Klaas in zijn keel?
A Het is gelukt om Wilhelmina aan te houden.
B Hij is bang voor Wilhelmina.
C Hij is boos dat Wilhelmina is aangehouden.
D Hij vindt Wilhelmina’s jurk heel lelijk.

Slide 3 - Slide

Opdracht 2
Waarom bonkt het hart van Klaas in zijn keel?
A Het is gelukt om Wilhelmina aan te houden.
B Hij is bang voor Wilhelmina.
C Hij is boos dat Wilhelmina is aangehouden.
D Hij vindt Wilhelmina’s jurk heel lelijk.

Slide 4 - Slide

Opdracht 2
Hiernaast zie je een afbeelding van de aanhouding van Wilhelmina. Wat zie je waar? Zet de nummers op de goede plek in de afbeelding.
1 Wilhelmina.
2 De koets van Wilhelmina.
3 Klaas.
4 Boze burgers.

Slide 5 - Slide

Opdracht 3
Gebruik bron 1. Hoe kun je zien dat Wilhelmina veel geld heeft? Vul de juiste woorden in. Kies uit: hoed • jurk • koets • pruik.
  • Wilhelmina reist in een mooie koets.
  • Ze heeft een dure jurk aan. 
  • Op haar hoofd draagt ze een hoge, witte pruik, met daarop ook nog een grote hoed.

Slide 6 - Slide

Opdracht 5
Klaas hoopt dat het beter zal gaan met het land. Welk land bedoelt hij?
Klaas bedoelt
  • Nederland

Slide 7 - Slide

Opdracht 6
Wat vindt Klaas? Vier antwoorden zijn goed.
A De rijke leiders en hun vriendjes hebben het land verziekt!
B De rijken moeten de baas zijn van het land!
C De tegenstanders van de stadhouder moeten winnen!
D Hopelijk komt Wilhelmina aan in Den Haag!
E Weg met de adel!
F Wilhelmina leeft veel te luxe!

Slide 8 - Slide

Huiswerk
H1.3a Ontevreden burgers
Blz. 24 en 25
Opdrachten 7, 8, 9, 11 t/m 15

Slide 9 - Slide

leerdoel
Ik kan uitleggen waarom mensen in de Republiek ontevreden waren.
Het ging heel slecht met de economie. De handel groeide al lange tijd niet meer en armoede en werkloosheid namen toe. Veel
burgers vonden dat de (rijke) bestuurders van de Republiek te weinig deden om de economie te verbeteren. Volgens veel mensen deden zij alleen wat goed voor henzelf was en dachten zij niet aan het volk.

Slide 10 - Slide

Opdracht 7
a.
Hoe heette Nederland rond 1780?
  • De Republiek.
b.
Wat is een republiek?
  • Een land zonder koning.

Slide 11 - Slide

Opdracht 8
a.
Wat zijn regenten?
A De belangrijkste bestuurders van het land.
B Een kleine groep rijke burgers die de Republiek bestuurt.
C Koningen die in hun land alle macht hebben.
D Soldaten die grote steden besturen.

Slide 12 - Slide

Opdracht 8
b.
Wat was een stadhouder in de Republiek?
A De baas van het leger.
B Een koning die in zijn land alle macht heeft.
C Een rijke burger die meehelpt in het bestuur van de Republiek.
D Een soldaat die een grote stad bestuurt.

Slide 13 - Slide

Opdracht 9
a.
Om welke twee redenen waren burgers in de Republiek ontevreden over de economie?
  • Er was weinig werk.
  • Er was veel armoede. 
  • De handel/ economie groeide niet meer.

Slide 14 - Slide

Opdracht 9
b.
Welke kritiek hadden burgers op het bestuur van de Republiek? Twee antwoorden zijn goed.
A De regenten benoemden te veel buitenlanders in het bestuur.
B De regenten dachten alleen aan hun eigen belangen.
C De stadhouder had absolute macht.
D De stadhouder probeerde zijn macht te vergroten.
E De stadhouder voerde te veel oorlog.

Slide 15 - Slide

Opdracht 11
Wat is een patriot?

A Iemand die meer inspraak in het bestuur wilde.
B Iemand die opkwam voor edelen en de geestelijkheid.
C Iemand die opkwam voor een absoluut vorst.
D Iemand die opkwam voor regenten.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Opdracht 12
De titel van tekst A is ‘Ontevreden burgers’. Wie waren deze ontevreden burgers?

A De koning.
B De stadhouder.
C Patriotten.
D Regenten.

Slide 18 - Slide

Opdracht 13
Het woord ‘patriot’ betekent: goede vaderlander. Waarom noemden de patriotten zich zo?

A Zij gebruikten veel geweld.
B Zij hadden alle macht in handen.
C Zij kwamen op voor gewone burgers.
D Zij wilden meer invloed voor de regenten.

Slide 19 - Slide

Opdracht 14
Welke overeenkomst was er tussen de ideeën van de patriotten en de ideeën van de Franse Revolutie?
A De patriotten wilden hun ideeën ook naar het buitenland verspreiden.
B De patriotten wilden ook bij Frankrijk horen.
C De patriotten wilden ook dat gewone mensen inspraak hadden in het bestuur.
D De patriotten wilden ook hun koning afzetten.

Slide 20 - Slide

Opdracht 15
Leg uit waarom de opstand van de patriotten mislukte.
  • De stadhouder kreeg hulp van de koning van Pruisen.

Slide 21 - Slide

Huiswerk
H1.3b Grote veranderingen
Blz. 26 en 27
Opdrachten 16, 18 t/m 22 + 24

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Leerdoel
Ik kan uitleggen wat de patriotten veranderden in de Republiek.
Vier belangrijke veranderingen.
  1. Er kwam een nieuw bestuur. Een groot deel van de volwassen mannen mocht stemmen.
  2. De wetten van het nieuwe bestuur golden voortaan in het hele land.
  3. Alle burgers kregen dezelfde grondrechten. 
  4. Er kwam een grondwet.

Slide 24 - Slide

Opdracht 16
a.
In welk jaar veranderde de Republiek in de Bataafse Republiek?
  • In 1795.
b.
Wie verloren er macht toen de Bataafse Republiek ontstond? Noem een persoon en een groep.
  • De stadhouder en de kleine groep van rijke families / regenten die de Republiek bestuurde.

Slide 25 - Slide

Opdracht 16
c.
Wat deed stadhouder Willem V toen de patriotten de macht in de Republiek overnamen?
  • Hij vluchtte met zijn gezin naar Groot-Brittannië.

Slide 26 - Slide

Opdracht 18
Wat is een democratie?

A Een bestuur waarbij de adel besluiten neemt.
B Een bestuur waarbij een absoluut vorst besluiten neemt.
C Een bestuur waarbij het volk besluiten neemt.

Slide 27 - Slide

Opdracht 19
Wat is een grondwet?
A Een document waarin staat hoe een land wordt bestuurd en wat de grondrechten van burgers zijn.
B Een landkaart waarop staat waar de grenzen van een land liggen, zodat iedereen het grondgebied kent.
C Een wet waarin staat wie een land bestuurt en welke plichten de inwoners hebben.

Slide 28 - Slide

Opdracht 20
Welke zinnen gaan over grondrechten (GR) en
welke over de grondwet (GW)? Zet de letters
GR of GW vóór elke zin.
Alle wetten gelden in het hele land.
Je mag altijd je mening geven.
Je mag zelf je geloof bepalen.

Slide 29 - Slide

Opdracht 20
Welke zinnen gaan over grondrechten (GR) en
welke over de grondwet (GW)? Zet de letters
GR of GW vóór elke zin.
GW - Alle wetten gelden in het hele land.
GR - Je mag altijd je mening geven.
GR - Je mag zelf je geloof bepalen.

Slide 30 - Slide

Opdracht 21
Wat betekenden de volgende veranderingen voor de mensen in de Bataafse Republiek?
Maak de juiste combinaties.
A Burgers kregen vrijheid van meningsuiting.
B Meer mannen kregen stemrecht.
C Overal golden dezelfde regels en wetten.
1 Daardoor mocht elke burger kritiek geven op het bestuur.
2 Daardoor werd de Republiek democratischer.
3 Daardoor werd het land meer een eenheid.
  • A hoort bij 1B hoort bij 2C hoort bij 3

Slide 31 - Slide

Opdracht 22
Noem twee groepen in de Bataafse Republiek die volgens de grondwet van 1795 nog steeds geen macht hadden.
  • vrouwen
  • kinderen
  • een klein deel van de volwassen mannen.

Slide 32 - Slide

Opdracht 24
In de Republiek en in Frankrijk braken revoluties uit. Hoe reageerden de stadhouder en de koning? Noem een overeenkomst in hun reacties.
  • Ze vluchtten beiden naar het buitenland en hoopten daar hulp te krijgen.

Slide 33 - Slide

Huiswerk

H1.3c De eerste koning
Blz. 28 en 29
Opdrachten 25 t/m 33

Slide 34 - Slide

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe Nederland een koning kreeg.

In 1815 werd Napoleon definitief verslagen bij Waterloo in België.
In Frankrijk kwam weer een koning op de troon en ook in Nederland kwam een nieuw  bestuur. In 1813 werd Willem I koning van Nederland. Hij was de zoon van Willem V, de stadhouder die naar Groot-Brittannië was gevlucht.

 

Slide 35 - Slide

Opdracht 25
Hoe kwam er een einde aan de Bataafse Republiek?

  • In 1806 veroverde Napoleon / Frankrijk Nederland.

 

Slide 36 - Slide

Opdracht 26
Welk land had aan het begin van de 19e eeuw
veel te zeggen in Nederland?
A Duitsland.
B Frankrijk.
C Groot-Brittannië.
D Spanje.
 

Slide 37 - Slide

Opdracht 27
Streep de foute woorden door.
Begin 19e eeuw bepaalde Frankrijk / Pruisen wat er in de Republiek gebeurde. Later maakte Napoleon / Willem V Nederland tot een soort provincie van Frankrijk / Groot-Brittannië.
  • Begin 19e eeuw bepaalde Frankrijk / Pruisen wat er in de Republiek gebeurde. Later maakte Napoleon / Willem V Nederland tot een soort provincie van Frankrijk / Groot-Brittannië.

Slide 38 - Slide

Opdracht 28
In 1815 werd Napoleon definitief verslagen. Toch wordt vaak gezegd dat de ondergang van Napoleon begon in 1812. Waarom?
A In 1812 verloor Napoleon een groot deel van zijn leger.
B In 1812 veroverde Napoleon een groot deel van het koude Rusland.
C In 1812 versloegen Napoleons tegenstanders hem bij Waterloo.
D In 1812 versloegen Napoleons tegenstanders hem met hun grote gezamenlijke leger.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Opdracht 29
Op welke manier versloeg Rusland het leger van Napoleon?
  • De Russen lokten Napoleons leger steeds dieper Rusland in. Daar werd het leger overvallen door de Russische winter.

Slide 41 - Slide

Opdracht 30
Welk soort bestuur kreeg Nederland nadat Napoleon was verslagen?
A Een koninkrijk.
B Een republiek.

Slide 42 - Slide

Opdracht 31
Nederland had in de 18e en 19e eeuw verschillende namen. Zet de namen van Nederland in de goede volgorde, van vroeger naar later.
A Bataafse Republiek.
B Koninkrijk der Nederlanden.
C Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De goede volgorde is
  • C, A, B.

Slide 43 - Slide

Opdracht 32
Wie werd in 1813 de eerste koning van Nederland?
A Napoleon.
B Wilhelmina.
C Willem I.
D Willem V.

Slide 44 - Slide

Opdracht 33
Gebruik bron 3. Dit is de eerste koning van Nederland. Noem twee voorwerpen waaraan je kunt zien dat hij een koning is.
  • Dat zie je bijvoorbeeld aan de troon, de mooie mantel, de kroon en de scepter. (De kroon en de scepter liggen links op het kussen op de tafel.)

Slide 45 - Slide

Huiswerk

H1.4a Slavernij
Blz. 34 t/m 35
Opdrachten 5 t/m 11


Slide 46 - Slide