2TOP H1.3 lezen

Lezen H1.3 (D+E)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen H1.3 (D+E)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Instappen 
Maak in tweetallen:
th: H1.3 Lezen opdr. 1
hv: H1.3 Lezen opdr. 1


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Noem de 4 leesstrategiën.

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Leesstrategie
- verkennend lezen
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Verkennend lezen
Je wil een indruk van de tekst krijgen.
- lees titel, eerste en laatste alinea
- lees de eerste zin van alle alinea's van het middenstuk
- lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden
- kijk naar plaatjes en de tekst eronder
- lees de bron onder de tekst
JE LEEST DUS NOG NIET DE HELE TEKST!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Verkennend lezen
Stel jezelf de volgende vragen:
- Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
- Wat voor soort tekst is het?
- Wat is het doel van de tekst?
- Hoe is de tekst opgebouwd?
- Wat is de bron van de tekst en wie is de schrijver?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden
- LEER DE TEKSTVERBANDEN + SIGNAALWOORDEN UIT JE HOOFD! Maar let op! Er zijn meer signaalwoorden bij een verband. 
th: blz. 22
hv: blz. 23

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden jaar 1 (th)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden (hv)

Slide 9 - Slide

LET OP! Het laatste tekstverband is het nieuwe verband dat in H1 wordt behandeld. 
Opdracht th
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 3 + 4b/c + 5 + 6 + 7 (blz. 23 e.v.). 

Je maakt de opdrachten in je schrift, maar als er een schema in het boek staat, mag je dat in je boek invullen. Verwijs in je schrift dat naar het boek. 

Slide 10 - Slide

LET OP! Het laatste tekstverband is het nieuwe verband dat in H1 wordt behandeld. 
Vergelijkend tekstverband (hv)
- Er is een overeenkomst tussen twee zaken. Je vergelijkt dus dingen met elkaar. 
- Signaalwoorden: net als - evenals - zoals

vb. 
Siem is net zo chaotisch als Onno. 
Pleun raakt snel in paniek, evenals Joëlle.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Opdracht hv
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 3+4+6+7+8(blz. 23 e.v.). 

Je maakt de opdrachten in je schrift, maar als er een schema in het boek staat, mag je dat in je boek invullen. Verwijs in je schrift dat naar het boek. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Nakijken
Kijk nu je gemaakte werk na en verbeter je fouten met rode pen. 

Noteer voor jezelf onder je opdrachten waar je nog moeite mee hebt. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoel, -soort en -vorm

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoel, -soort en -vorm
Leer het onderstaande schema uit je hoofd!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Leg het verschil uit tussen een nieuwsbericht en een krantenbericht.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Titel en onderwerp
- Titel kan het onderwerp noemen. Maar titel geeft 
vaak aanwijzing over het onderwerp.
- Vaak wordt ondertitel of boventitel erbij gezet. Dit geeft meer informatie over de tekst. 
- Ondertitel/ boventitel kunnen helpen bij het vinden van het onderwerp.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht th

Maak H1.3 Lezen opdr. 8 +9
Opdracht hv

Maak H1.3 Lezen opdr. 10 + 11a

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoofdgedachte
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
- ALTIJD 1 ZIN! 
- Je vindt de hoofdgedachte vaak in 
inleiding en/ of in het slot.

- Informatieve tekst: noem de feiten
- Betogende tekst: noem de mening en dan 
het belangrijkste argument. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Hoofdgedachte

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte van een informatieve tekst en een betogende tekst?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Waar vind je de hoofdgedachte:
de inleiding vat de belangrijkste informatie samen, de kern is een uitwerking van de inleiding.
A
in de inleiding
B
in de kern
C
in het slot
D
in een combinatie van twee delen

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind je de hoofdgedachte:
in de inleiding staat een vraag, in de slotalinea het antwoord
A
in de inleiding
B
in de kern
C
in het slot
D
in een combinatie van twee delen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind je de hoofdgedachte:
de inleiding noemt het onderwerp, de slotalinea vat het belangrijkste samen
A
in de inleiding
B
in de kern
C
in het slot
D
in een combinatie van twee delen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Waar vind je de hoofdgedachte:
de inleiding noemt de mening, in de kern staan argumenten, in de slotalinea staat de conclusie
A
in de inleiding
B
in de kern
C
in het slot
D
in een combinatie van twee delen

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht th

Maak H1.3 Lezen opdr. 10+11+12+13+14+15b/c/d

Kijk dan je opdrachten na. 

Maak H1.3 Lezen opdr. 16+17+18+19+20+21
Opdracht hv

Maak H1.3 Lezen opdr. 12+13+14+15

Kijk dan je opdrachten na. 

Maak H1.3 Lezen opdr. 16+17+18+19+20+21

Slide 26 - Slide

This item has no instructions